hert in English

hert [hɛrt] dee

Sentence patterns related to "hert"

1. Niet het hert.

2. Ik heb een hert in South Emenaro geschoten.

3. Ik had een droom... een gouden hert...

4. Nee, mijn Patronus is een hert.

5. Elk hert is van de koning.

6. Hij is op zoek naar dat hert.

7. Een hert, een lam of een koe. Zo iets.

8. En dan zullen ze me villen als een hert.

9. De elektricien heeft een hert aangereden en komt morgen pas.

10. Oh, hoe vattend dat je een hert hebt om mee te spelen

11. Een vliegend hert -- heeft twee uitsteeksels voor de kaken, heeft voelsprieten.

12. En nu keer je terug, jong en sterk als een jong hert.

13. Het hert wist niet waar het was en ik wist het ook niet zeker.

14. Ja, en gelukkig voor mij als ik geen vis kan vangen mag ik wel een hert doden.

15. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.”

16. De kreupele [zal] klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.

17. Zowel een rein als een onrein persoon mag ervan eten, zoals je een gazelle of een hert zou eten.

18. Toen Actaeon haar in bad zag veranderde ze de stakkert in een hert en zette zijn eigen honden op hem

19. Op een dag zag prinses Sita een gewond hert in het bos. Ze smeekte Rama om het dier te helpen.

20. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.

21. En waarom is het zo leuk om een gracieus hert voorbij te zien springen of een kudde schapen in een wei te zien grazen?

22. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.” — Jesaja 35:5, 6.

23. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen” (Jesaja 35:5, 6).

24. + 4 De volgende dieren mogen jullie eten:+ het rund,* het schaap, de geit, 5 het hert, de gazelle, de reebok, de wilde geit, de antilope, het wilde schaap en het bergschaap.