het bevel voeren in English

het bevel voeren [ətbəvɛlvurən] command, beincommand, orde

Sentence patterns related to "het bevel voeren"

1. Zal ik het bevel geven?

2. Piloot, jij hebt het bevel.

3. Wilt u het bevel geven, Sire?

4. Hij voert hier het bevel.

5. Bommenwerper, je hebt het bevel.

6. Geef het bevel tot evacuatie, Mr Sulu.

7. Schiet op bevel.

8. We voeren het spel behoorlijk op.

9. Daarom, voeren we het uit met zorg

10. Hij negeerde een bevel.

11. Bevel van generaal Hindenburg.

12. Op bevel van Jehovah braken ze het kamp niet op, en op bevel van Jehovah vertrokken ze weer.

13. We wachten op uw bevel.

14. Ten slotte werd bevel gegeven het schip te verlaten.

15. Als u het bevel overneemt, bent u verantwoordelijk.

16. Het bevel trad in oktober 1989 in werking.

17. + 2 Hij stuurde het leger in drie groepen op weg: één onder het bevel* van Joab,+ één onder het bevel van Joabs broer Abi̱saï,+ de zoon van Zeru̱ja,+ en één onder het bevel van de Gathiet I̱ttai.

18. Ik kan het bevel van mijn koning niet negeren.

19. Na de tien minuten kwam het bevel: „Rechtsomkeert, mars!

20. Vuren op mijn bevel.

21. Rechter Simmons heeft alles bekeken... en verleent het tijdelijke bevel.

22. Bevel van de koning, Excellentie.

23. Het spijt me, maar het bevel komt regelrecht van hogerhand.

24. De Keizer heeft een bevel gegeven.

25. Jij krijgt nooit meer ' t bevel