herrie in English
herrie [hɛri] ado, din, noise quarrel quarrel agitation, riot, tumult
Sentence patterns related to "herrie"
1. De apen maken veel herrie
2. Geen herrie schoppen.
3. Herrie op til.
4. Maak jij al die herrie?
5. Maar dat die herrie daarvandaan kwam.
6. Nooit herrie aan het schoppen.
7. Een raam breken of zo, vanwege die herrie?
8. Ze maken een hoop herrie maar ze slaan mijlenver in.
9. Al die herrie maakte het moeilijker om de juiste keuzes te maken.
10. Tenzij je herrie trapt, krijg je'n uur per dag beweging op het plein.
11. De hele groep versnelde hun tempo en ging nog meer herrie produceren doordat ze luidkeels hun ergernis uitten.