aanspraak in English

aanspraak [ansprak] claim, presumption, pretence

Sentence patterns related to "aanspraak"

1. Beide families maakten er aanspraak op.

2. Nederig maak ik aanspraak op de verzoening van Christus.

3. U maakt geen speciale aanspraak op de Grondwet.

4. Maakt er aanspraak op Gods Woord te zijn

5. Mijn kantoor zal elke redelijke aanspraak in behandeling nemen.

6. * Alle kinderen hebben aanspraak bij hun ouders, LV 83:4.

7. 1–4: vrouwen en kinderen hebben aanspraak op hun onderhoud bij hun echtgenoot en vader; 5–6: weduwen en wezen hebben aanspraak op hun onderhoud bij de kerk.

8. 99 Daarom is het mijn wil dat mijn volk aanspraak maakt, en aanspraak behoudt, op hetgeen Ik hun heb toegewezen, ook al wordt het hun niet toegestaan erop te wonen.

9. The Queen gezin heeft alleen aanspraak op één wonder, ben ik bang voor.

10. En elk stuk grond en elke aanspraak zal worden aangevoerd als wettelijk precedent.

11. In werkelijkheid heeft deze aanspraak op apostolische successie geen historische of schriftuurlijke basis.

12. * Gerechtigheid vervolgt haar baan en maakt aanspraak op het hare, LV 88:40.

13. 4 Alle akinderen hebben aanspraak op hun onderhoud bij hun ouders totdat zij meerderjarig zijn.

14. In een internationaal verdrag staat... 'Geen enkel land kan aanspraak maken op iets wat niet op onze planeet ligt'.

15. En de bijbel zelf maakt er aanspraak op door God geïnspireerd te zijn. — Johannes 17:17; 2 Timotheüs 3:16.

16. Blaiklock, hoogleraar klassieke talen aan de Auckland University, betoogde in dezelfde trant: „Ik maak er aanspraak op een historicus te zijn.

17. De Farizeeën maakten er aanspraak op de autoriteit te bezitten om schriftuurlijke wetten te schorsen of af te schaffen.

18. ‘Alle kinderen hebben aanspraak op hun onderhoud bij hun ouders totdat zij meerderjarig zijn’ (LV 83:2, 4).

19. Wat als mijn aanspraak wordt erkend, maar ik het land wil verhuren aan de koning zolang hij leeft?

20. Maar alvorens haar oorsprong en aanspraak op waarheidsgetrouwheid te onderzoeken, kan het nuttig zijn deze leer wat specifieker te definiëren.

21. Paulus werd niet aan de joden overgeleverd, die daarop aanspraak maakten, noch werd hij naar Romeins recht berecht en ook werd hij niet in vrijheid gesteld.

22. Desmond Tutu, winnaar van de Nobelprijs voor de vrede, zei: „Geen enkele godsdienst kan er aanspraak op maken de hele waarheid te hebben over het mysterie” van geloof.

23. Anders gezegd, de gemiddelde werker zal wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, ongeveer vijftien jaar hebben gewerkt om het belastinggeld te verdienen waar „caesar” aanspraak op maakt.

24. Wat Ruth die nacht deed, was kennelijk de gebruikelijke manier waarop een vrouw te werk ging als ze aanspraak maakte op haar recht op het zwagerhuwelijk.

25. 5 Historiciteit: Een zorgvuldig onderzoek van de verhalen in de bijbel brengt nog een aspect aan het licht waarin de bijbel zich onderscheidt van andere boeken die er aanspraak op maken heilig te zijn.

26. Natuurlijk kan Pytheas in iedere haven die hij in het oosten van Britannia aandeed van die gebieden gehoord hebben, en voor zover we weten, heeft hij er geen aanspraak op gemaakt ze zelf bezocht te hebben.

27. 26 Daarom hebben zij uit de beker van de verbolgenheid van God gedronken, waarvan de gerechtigheid hen evenmin kon vrijwaren als zij aAdam kon vrijwaren van de val omdat hij van de verboden bvrucht had genomen; daarom kon de cbarmhartigheid nimmermeer aanspraak op hen maken.

28. Kunnen we als gezin aanspraak maken op de beloofde zegeningen, ‘opdat Christus, de Here God, de Almachtige, u als de zijne zal verzegelen, en gij naar de hemel zult worden gevoerd, en gij het eeuwigdurend heil en het eeuwige leven zult hebben’ (Mosiah 5:15).

29. Nehemia toonde geloof in Jehovah toen hij antwoordde: „De God des hemels is het die ons succes zal geven, en wijzelf, zijn knechten, zullen opstaan, en wij moeten bouwen; maar gij, gij hebt geen deel, noch rechtmatige aanspraak, noch gedachtenis in Jeruzalem” (Nehemia 2:19, 20).