spruiten in French
spruiten [sprəʏtən] naître
Sentence patterns related to "spruiten"
1. Spruiten klinken goed.
2. Verse groenten, frambozen, pita met paardenmelk, spruiten...
3. Deze planten bevatten zaden waaruit nieuwe planten konden spruiten.
4. Welke goede resultaten spruiten voort uit het eren van bejaarde ouders?
5. Welke goede resultaten spruiten zoal voort uit vriendelijke daden in de gemeente?
6. Zij die wetteloosheid beoefenen, spruiten uit hem voort. — 1 Joh. 3:8.
7. Deze voordelen spruiten voort uit de omgang die wij genieten alsook uit het programma zelf.
8. De diepe voldoening en stabiliteit die deze activiteit hun heeft geschonken, spruiten voort uit een superieur doel en allesovertreffende waarden in plaats van uit financieel gewin.