staat in French

staat [stat] puissance, règne état, manièred'être état, étatpolitique

Sentence patterns related to "staat"

1. Staat genoteerd.

2. Je staat schaakmat.

3. Dat staat niet.

4. Staat/provincie, land

5. Barney's staat erin.

6. Hier staat iets.

7. Staat-overschrijdende communicatie.

8. Théoden staat alleen.

9. Daar staat een jeugdgevangenis die al drie jaar leeg staat.

10. M'n aanbod staat.

11. Hij staat erop.

12. De voordeur staat open.

13. En die staat natuurlijk...

14. Je lot staat vast.

15. Gods Woord staat centraal.

16. Het eredetachement staat klaar.

17. Het werk staat stil.

18. Buiten staat een stelling.

19. Ze staat onder staatsbescherming.

20. Missy's auto staat hier.

21. Soldaat, wat staat daar?

22. Kampioen van je staat?

23. De tuin staat onder het beheer van de staat Rio de Janeiro.

24. Hij staat haar goed.

25. Het speelbord staat klaar.

26. Het is'n progressieve staat.

27. M'n auto staat daar.

28. Mijn schatting staat klaar.

29. Er staat een microfoon...

30. Nee, er staat tien.

31. Hoogste staat van paraatheid.

32. Daar staat een paal!

33. In die openbaring staat:

34. Je staat voor gek.

35. Mike staat voor de deur.

36. Op de zonde staat straf.

37. U staat in mijn licht.

38. Dit staat al jaren leeg.

39. Waarschuwing: Caps Lock staat aan

40. Je staat er bijna bovenop.

41. Moeder, je staat te kwijlen.

42. Iedereen staat er alleen voor.

43. Waarom staat het verkeerd om?

44. waarom staat iemand me af?

45. Precies zoals het er staat.

46. De schuur staat in brand!

47. Hij staat aan het roer.

48. Corrigan staat er ook op.

49. M'n penis staat in dubio.

50. Het staat in mijn bibliotheek.