spullen in French

spullen [spɵlən] affaires, choses, trucs

Sentence patterns related to "spullen"

1. Pak je spullen.

2. Weet je de spullen?

3. Haal alle spullen aan boord.

4. Je kunt je spullen weggeven...

5. Ook kerstomaatjes, komkommers, allerlei spullen.

6. Ik moet even mijn spullen pakken.

7. Geen geld, geen spullen, geen koop.

8. Pak je spullen, je vertrekt.

9. Zijn dit spullen van Isabel?

10. Jukkalan heeft onze spullen verduisterd.

11. Pak je spullen en donder op.

12. Er zijn daar'n hoop bruikbare spullen.

13. Nou, ik zorg voor mijn spullen.

14. Maar maken geld en spullen blijvend gelukkig?

15. JUAN bewaarde zijn waardevolle spullen thuis.

16. We hebben wat spullen achterin, dus

17. Ik kan spullen in de winkel aantrekken.

18. Moet je je spullen niet inpakken?

19. Pak je spullen en we gaan erheen.

20. En jij neemt weer alle spullen mee.

21. Hou van mensen, niet van geld en spullen

22. Je moet je spullen pakken en gaan.

23. 19 Pak je spullen voor de ballingschap,

24. Grootmoeders geven graag spullen aan hun kleinkinderen.

25. Ik moet wat spullen uit mijn kluis halen.

26. Ga naar uw werkplek en verzamel uw spullen.

27. Trouwens, Andy heeft nog steeds die spullen.

28. Ze draagt graag spullen van haar mam.

29. Word Jehovah’s vriend: Ruim je spullen op

30. De spullen van Edwards vrouw zijn overal.

31. 17 Pak je spullen op van de grond,

32. Moeten we spullen en doorgang naar België hebben.

33. Het klinkt slap, maar ze hebben goede spullen.

34. Oké, leg de rest van deze spullen maar weg.

35. Pak je spullen in en ga naar je zus.

36. Ik pak mijn spullen en ga terug naar India.

37. Mijn handen zijn schoon en mijn spullen zijn superschoon.

38. Ga terug naar uw werkplek en verzamel uw spullen.

39. Was, ze kregen gratis spullen, ze kregen lading.

40. Deze spullen zijn nu uitgegroeid tot peperdure collector's items.

41. Ik wilde weten waar ik mijn spullen kan neerzetten.

42. De enige kadi hier is op zoek naar spullen.

43. Kun je met de spullen aan boord een bom maken?

44. Ik pakte spullen om te overleven, zij pakte fotoalbums.

45. Ik ben ruimte aan het maken voor je spullen.

46. We kunnen deze spullen op vele verschillende manieren organiseren.

47. Rachel heeft een goed oog voor dit soort spullen.

48. Dit huis en spullen hier dekken het niet, lang niet

49. Stop de spullen in de truck en volg hem.

50. Verkoop m'n spullen en stuur het geld naar m'n broer.