opschieten in French
opschieten [ɔpsxitən] avancer, progresse
Sentence patterns related to "opschieten"
1. Opschieten.
2. We moeten opschieten.
3. Verdomme kokkie, opschieten.
4. Naar binnen, opschieten.
5. Coon-Ass, opschieten, lieverd.
6. Ik zou maar opschieten.
7. 18 Jehovah liet ’s nachts een fleskalebasplant opschieten.
8. Kunt u goed met mensen opschieten?
9. Jehovah liet ’s nachts een fleskalebasplant opschieten.
10. Hij moet opschieten als hij wil ingrijpen.
11. Dus, bij deze, opschieten Meneer Damm Van.
12. De Spartanen kunnen niet goed opschieten met anderen.
13. Ik moet opschieten en dit afmaken zodat ik kan oefenen.
14. Als we opschieten, kunnen we ons fortuin in Macedonië uitgeven.
15. Ik wil opschieten en niet de hele tunnel stutten.
16. Wat ik ook word, ik moet opschieten en een baan vinden.
17. Wat zou ik ermee opschieten, je de roem te gunnen... voor het verslaan van de Avatar?
18. En nieuwe scheuten kunnen opschieten vanuit stengels die horizontaal op of onder de grond groeien.
19. Ik herinner me een jong echtpaar in Zuid-Amerika dat uit elkaar wilde gaan omdat ze niet met elkaar konden opschieten.
20. Hij „beschikte . . . een fleskalebasplant, opdat deze boven Jona zou opschieten, ten einde een schaduw boven zijn hoofd te worden . . .
21. + 6 Jehovah God liet toen een fleskalebasplant* opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en hem te bevrijden van zijn kwelling.
22. „In feite worden de vaardigheden om goed met elkaar te kunnen opschieten — onderhandelen, een minnelijke schikking treffen, empathie aan de dag leggen, vergevensgezind zijn — gewoonlijk aan doetjes toegeschreven.”
23. Degenen die dit doen, worden in de bijbel beschreven als „de rechtvaardigen . . . [die] hoog opschieten als een ceder op de Libanon”. — Psalm 92:12, The New English Bible.
24. Jehovah op zijn beurt ’beschikt vol mededogen een fleskalebasplant, opdat deze boven Jona zal opschieten, teneinde een schaduw boven zijn hoofd te worden en hem uit zijn rampspoedige toestand te bevrijden’.
25. 6 en Ik zal hem tot een wildernis maken; hij zal gesnoeid noch omgespit worden; maar er zullen adistels en dorens opschieten; ook zal Ik de wolken gebieden dat zij op hem bgeen regen doen regenen.
26. Daarom kon hij zeggen: „Indien tegen mij mijn eigen grond om hulp zou roepen, en zijn voren zelf gezamenlijk zouden wenen; indien ik zijn vruchtopbrengst heb gegeten zonder geld, en ik de ziel van zijn eigenaars heb doen hijgen, dan moge in plaats van tarwe het doornige onkruid opschieten, en in plaats van gerst stinkend onkruid” (Job 31:38-40).