optrekken in French
optrekken [ɔptrɛkən] accélére
Sentence patterns related to "optrekken"
1. Optrekken.
2. De mist zal optrekken.
3. Het is beter dan optrekken.
4. Ik wil nooit meer optrekken.
5. Ik kan de neus niet optrekken.
6. Met jou optrekken is niet eenvoudig.
7. 17 die de strijdwagen en het paard laat optrekken,+
8. Hij zal beslist optrekken en voortrazen als een vloedgolf.
9. Nu onze vijanden tegen ons optrekken... verleen onze congregatie, sterkte...
10. 7 laat ik vreemde volken tegen je optrekken, de wreedste van allemaal. +
11. In 15 G.T. liet Germanicus zijn troepen optrekken tegen de Germaanse held Arminius en behaalde enige successen.
12. Leidsters: leer de meisjes dat ze meer met hun moeder, grootmoeders en de oudere zusters in de ZHV moeten optrekken.
13. 16 God vroeg ook aan Job: „Kunt gij de Leviathan met een vishaak optrekken, of kunt gij met een touw zijn tong neerhouden?”
14. + 23 Vanwege hun verbintenis met hem zal hij bedrog plegen en optrekken en machtig worden door middel van een klein volk.
15. + 10 De rest van de mannen plaatste hij onder het bevel* van zijn broer Abi̱saï,+ zodat die in gevechtsformatie tegen de Ammonieten konden optrekken.
16. De tijd nadert dat de Babyloniërs, als Jehovah’s oordeelsvoltrekkers, tegen Jeruzalem zullen optrekken, waarbij hun wagens stofwolken zullen opwerpen die veel van een stormwind weg hebben.
17. + 11 De rest van de mannen plaatste hij onder het bevel* van zijn broer Abi̱saï,+ zodat die in gevechtsformatie tegen de Ammonieten konden optrekken.
18. In februari 1834 openbaarde de Heer aan hem dat hij een groep heiligen bijeen moest brengen, waarmee hij naar Jackson County in Missouri moest optrekken.
19. 30 Terwijl ze voor Mozes stonden, probeerde Kaleb het volk te kalmeren door te zeggen: ‘Laten we meteen optrekken. We zullen het land zeker innemen, want we kunnen het echt veroveren.’
20. Jehovah „liet daarom de koning van de Chaldeeën tegen hen optrekken . . . Voorts verbrandde [deze] het huis van de ware God en brak de muur van Jeruzalem af; en al zijn woontorens verbrandden zij met vuur en ook al zijn begeerlijke voorwerpen, ten einde verderf te stichten.