leren in French

leren [lerən] apprendre, enseigner, instruire apprendre apprendre, enseigne

Sentence patterns related to "leren"

Below are sample sentences containing the word "leren" from the Dutch - French Dictionary. We can refer to these sentence patterns for sentences in case of finding sample sentences with the word "leren", or refer to the context using the word "leren" in the Dutch - French Dictionary.

1. Ik heb zijn inspiratie leren herkennen, erop leren vertrouwen en haar leren volgen.

2. Nooit leren autorijden.

3. Leren schoenen, hamburgers.

4. te leren budgetteren?

5. Wat leren we hieruit?

6. Vredelievendheid is te leren

7. Dat leren de Zevendedagsadventisten.

8. Recept voor zinvol leren

9. Wegmisbruikers leren een lesje

10. Massa's "leren van gelijken".

11. Jim moet leren dansen.

12. * Je priesterschapsplichten leren vervullen.

13. Eenjarigen leren dingen verbergen.

14. Je moet nog leren.

15. Je moet't jargon leren, hombrito.

16. Ze zouden me leren lopen en dansen en goed leren luisteren naar een man.

17. Gewoon, je moet het leren.

18. Beginselen van geestelijk leren bespreken.

19. Waar heb je leren vliegen?

20. Leren is een belangrijk levensdoel.

21. 8 Vredelievendheid is te leren

22. We zullen haar wiskunde leren.

23. Hersenen leren nu met lichtsnelheid.

24. Nee, maar ik kan't leren.

25. Het natuurlijk leren neemt toe.

26. Je moet ook leren rekenen.

27. 2 Liefde tot uitdrukking leren brengen, lijkt veel op het leren van een nieuwe taal.

28. Deze aardappel moet wat manieren leren.

29. Ouders kunnen veel van Jozef leren.

30. Ik moest'm uit het hoofd leren.

31. Wil je het me leren, priester?

32. Door een vreemde taal te leren.

33. Je moet nog altijd veel leren.

34. Je moet leren jezelf te beschermen.

35. Waarom is dit foetale leren nuttig?

36. Wat leren we hiervan over Jehovah?

37. Wat moeten ouders hun kinderen leren?

38. Maak van leren een levenslange gewoonte.

39. Het waren de bruine leren schoenen.

40. Hieruit kunnen wij allen iets leren.

41. Sociaal leren is echt visuele diefstal.

42. Wie heeft je zo leren praten?

43. Zaai het zaadje — begin met leren

44. Korporaal, je moet nog veel leren.

45. Dat kun je iemand niet leren.

46. Gastvrijheid leren wij van Gods zorgzaamheid.

47. M'n zoon moet een lesje leren.

48. 'Ik zal elke dag Engels leren'.

49. Je bent hard aan het leren.

50. We kunnen veel van Jozef leren.