lepel in French
lepel [lepəl] cuiller, cuillère
Sentence patterns related to "lepel"
1. Een lepel?
2. Eén lepel.
3. Op een lepel.
4. Cuddy's lepel.
5. Er is geen lepel.
6. Met een lepel.
7. Pak een lepel.
8. Of we kunnen de lepel weggooien.
9. Een lepel en wat touw.
10. Mijn zoon, het lot is als deze lepel.
11. Probeer niet om de lepel te buigen.
12. Ze zien alleen de lepel, niet wat ik ermee doe.
13. Nog meer jongemannen die een zilveren lepel nodig hebben?
14. Zo onder de drugs dat ze niet eens een lepel kan vasthouden.
15. Ik heb een gewone lepel van Mel's Deli, gewoon hier uit Brooklyn.
16. Een kleine begaafde Eilander geboren met een zilveren lepel in zijn mond.
17. Voor sommige magiërs en mentalisten zal de lepel soms buigen, soms ook niet.
18. We kregen kampkleren met een paarse driehoek erop, een bord, een beker en een lepel.
19. Als je voorbij mij geraakt -- de kerel achter mij heeft een lepel. "
20. Je legt de lepel neer zodra je de stokjes nodig hebt, en andersom.
21. Kun je je voorstellen hoe het is om met een vork of lepel te eten die je met je tenen vasthoudt?