jaloers zijn op in French
envie
Sentence patterns related to "jaloers zijn op"
1. Soms ben ik jaloers op jouw vergeetachtigheid.
2. We zijn allemaal jaloers op je.
3. Jaloers?
4. • Vrienden maken u jaloers op wat ze hebben.
5. Nee, Manuel, ik ben nooit jaloers op Raul.
6. Elke vrouw hier is jaloers op je op dit moment.
7. Op wie is iemand die een Nobelprijs wint nou jaloers?
8. Ik weet zeker dat ze nu jaloers op je is.
9. Ik ben jaloers.
10. Luke was jaloers.
11. Josh is een beetje jaloers.
12. Om jaloers van te worden.
13. Hij is het tegenovergestelde van jaloers.
14. Geen reden om jaloers te zijn.
15. Die lui zijn vast jaloers.
16. Maar op een dag is Saul zo jaloers dat hij iets verschrikkelijks doet.
17. 22 Een jaloers* man jaagt rijkdom na
18. (Zie beginplaatje.) (b) In welk opzicht werd Jehovah jaloers?
19. Ik denk dat je jaloers bent.
20. Ik ben jaloers op je vader en al z'n vrienden. Maar de reden hiervan ontgaat me.
21. Ze doen het alleen, omdat ze jaloers zijn.
22. *+ 26 Laten we niet verwaand worden,+ geen competitiegeest aanwakkeren+ en niet jaloers op elkaar worden.
23. Heel wat mensen in ontwikkelingslanden zijn jaloers op wat mensen in geïndustrialiseerde landen allemaal hebben.
24. Het lijkt wel of je jaloers bent.
25. „De liefde is niet jaloers.” — 1 KORINTHIËRS 13:4.