Jericho in French
Jericho [jəriʃo] Jéricho
Sentence patterns related to "Jericho"
1. Ik zag je een Jericho 941 trekken.
2. De eerste stad die ze aanvielen was Jericho.
3. Bij de inval in Jericho heeft Achan van de stam Juda gezondigd.
4. Dat wapen dat je laatst trok was een Jericho 941.
5. Hij zei tegen ze: ‘Ga het land verkennen, vooral Jericho.’
6. Welke inlichtingen geeft de bijbel ons over de val van Jericho?
7. En nu stond Israël op het punt Jericho aan te vallen!
8. * Lessen uit de intocht in het beloofde land en de inname van Jericho (zie Jozua 6)
9. Al snel werd Cena een face (fan favoriet) en startte een feud (vete) met Chris Jericho.
10. Hij zegt tegen hen: ’Ga het land en de stad Jericho bekijken.’
11. Een mooie mantel, een staaf goud en wat zilverstukken — alles uit Jericho.
12. Jozua heeft nooit gezegd: ’Laat me weten wanneer de muren van Jericho vallen.’
13. De spreker liet de klas vervolgens stilstaan bij het Bijbelverslag over de strijd om Jericho.
14. 6 Jericho was goed afgesloten vanwege de Israëlieten. Niemand kon er nog in of uit.
15. Dat wordt geïllustreerd door de belegering van Jericho, waarover we in het boek Jozua kunnen lezen.
16. 6 In 1473 v.G.T. woonde er in de Kanaänitische stad Jericho een prostituee die Rachab heette.
17. Rachab woonde in Jericho; ze kende er elk straatje, elk huis en alle markten en winkels.
18. + 15 De tweeënhalve stam hebben hun erfdeel al ingenomen ten oosten van de Jordaanstreek tegenover Jericho, richting zonsopgang.’
19. Na Jericho met zijn weelderige gebladerte achter zich gelaten te hebben, lopen Jezus Christus en zijn discipelen moeizaam over een stoffige kronkelweg omhoog.
20. Na de verwoesting van Jericho en Ai verzamelden de Israëlieten zich bij de berg Ebal, centraal gelegen in het Beloofde Land.
21. ’Het bericht over Jehovah’ was de opgetekende geschiedenis van Gods machtige daden, zoals bij de Rode Zee, in de wildernis en bij Jericho.
22. Vier dagen later, op de avond van de veertiende dag van Abib, vieren ze op de woestijnvlakten van Jericho het Pascha (Jozua 5:10).
23. 30 Jezus zei daarop: ‘Een man daalde af van Jeruzalem naar Jericho en viel in handen van rovers, die hem uitkleedden, hem mishandelden en hem halfdood achterlieten.
24. Volgens een van Jezus’ illustraties goot de barmhartige Samaritaan olijfolie en wijn op de wonden van de man die hij op de weg naar Jericho aantrof. — Lukas 10:34.
25. 2 Daarna stuurde Jozua vanuit Jericho mannen naar Ai,+ dat dicht bij Beth-A̱ven ligt, ten oosten van Bethel,+ en hij zei tegen ze: ‘Ga het land verkennen.’
26. Rachab werd insgelijks rechtvaardig verklaard en bleef in leven toen Jozua Jericho aan de vernietiging prijsgaf. — Openbaring 7:9, 10, 14, 15; Jozua 6:16, 17; Jakobus 2:25.
27. 21 De steden van de families van de stam Benjamin waren: Jericho, Beth-Ho̱gla, E̱mek-Ke̱ziz, 22 Beth-Ara̱ba,+ Zemara̱ïm, Bethel,+ 23 A̱vvim, Pa̱ra, O̱fra, 24 Ke̱far-Haämo̱nai, O̱fni en Ge̱ba+ — 12 steden en de omliggende dorpen.