Nimrod in French

Nimrod [nimrɔt] Nemrod

Sentence patterns related to "Nimrod"

1. en het land van Nimrod+ bij zijn ingangen.

2. Eén van hen, een achterkleinzoon van Noach, heette Nimrod.

3. Nimrod, een kleinzoon van Cham, was ook slecht.

4. Maar hoe staat het met Nimrod, Noachs achterkleinzoon?

5. Cohors zoon Nimrod gaf Cohors deel van het koninkrijk aan Shule.

6. Babylon, Babel (Sinear) Gesticht door Cusj, de zoon van Cham, en door Nimrod.

7. In de tijd van Noachs achterkleinzoon Nimrod bereikte het verzet tegen Jehovah’s gezag een nieuw dieptepunt.

8. Nimrod bouwde grote steden maar ging daarmee tegen Jehovah in (Genesis 10:8-12).

9. Noach heeft nog meegemaakt dat zijn afstammelingen in de tijd van Nimrod afgoden gingen aanbidden en gewelddadig werden.

10. 22 En Cohor nu had een zoon die Nimrod heette; en Nimrod gaf het koninkrijk van Cohor over aan Shule, en hij vond genade in de ogen van Shule; daarom bewees Shule hem grote gunsten, en hij deed in het koninkrijk van Shule naar eigen believen.

11. Noachs drie zonen worden de voorvaders van het hele mensengeslacht, maar zijn achterkleinzoon Nimrod wordt „een geweldig jager gekant tegen Jehovah”.

12. 5 In navolging van Nimrod aanbaden de heersers van de wereldmachten niet Jehovah, hetgeen weerspiegeld werd in hun wrede, gewelddadige optreden.

13. De naam Nimrod heeft hem voor altijd bestempeld als een onbeschaamde opstandeling die zo dwaas was Jehovah God uit te dagen.

14. 11 Na de vloed van Noachs dagen werd zijn achterkleinzoon Nimrod een tiran, „gekant tegen Jehovah”, die jacht op mensen en dieren maakte.

15. Daar de god Marduk (Merodach) als de stichter van Babylon werd beschouwd, hebben sommige geleerden de gedachte geopperd dat Marduk de vergoddelijkte Nimrod voorstelt.

16. 4 Ongeveer 4000 jaar geleden, na de vloed van Noachs dagen, deed Satan Nimrod, „een geweldig jager gekant tegen Jehovah”, opstaan (Genesis 10:9, 10).

17. Nimrod was iemand wiens naam alleen al te kennen gaf dat hij een opstandeling was en die een geweldig jager en heerser gekant tegen Jehovah werd (Genesis 10:9).

18. Ik herinner me nog goed een uitgemergelde Nimrod, die zou halen een blad van de weg en spelen een belasting op te wilder en meer melodieus, als mijn geheugen mij bedient, dan een jachthoorn.