noemen in French
oemen [numən] citer, rapporterdespropos mentionner nomme
Sentence patterns related to "noemen"
1. Wat we noemen: klaplopen.
2. Wij noemen hem Klungel.
3. Dat noemen ze terugschieten.
4. Dat noemen we kapitalisme.
5. Deze noemen we lokaal.
6. We noemen ze petrodollars.
7. We noemen dit korstmagnetisme.
8. Dat noemen ze een giraffe.
9. Dat noemen we een uitzaaiing.
10. Jullie soldaten noemen jezelf schaapshonden.
11. Ze noemen hem'n misdaadbestrijder.
12. We noemen dit 'neurale meevoering'.
13. Sommigen noemen hem een wijze.
14. De cursisten bij naam noemen.
15. Ze noemen me de Vlammenwerper.
16. Ze noemen me van alles.
17. We noemen het een magazijn.
18. Sommigen noemen dat flamen.
19. Dat noemen ze schade.
20. We noemen het geduldig kapitaal.
21. Dan noemen ze mij gek.
22. jullie die jezelf Israël noemen+
23. Ze noemen haar, zijn rechterhand.
24. Ze noemen je de Penguin?
25. Ik zal je Narcissus noemen.
26. Online noemen ze hem Aquaman.
27. Ze blijven ons georganiseerd noemen.
28. Ze noemen dit het derde kwadrant.
29. Ze noemen mij de lokale Spiderman.
30. Maar deze leeuw noemen we'goedgetraind'‚ niet'hoogopgeleid'.
31. Dit type biedingen noemen we zoekwoordbiedingen.
32. We noemen deze kamer " Party Central ".
33. Manieren om de bijdragenregeling te noemen
34. We noemen het een overdosis.
35. Ze noemen hem een terrorist.
36. Ze noemen dit de oceaantransporteur.
37. Ze noemen dit het tweede kwadrant.
38. We noemen ze de Anatomage Table.
39. Ze zullen me van alles noemen
40. Dit noemen we blauw- en roodverschuiving.
41. Om maar een voorbeeld te noemen.
42. ELA: Culturomica noemen we deze methode.
43. Ze noemen hem, Old Bitch.
44. Ze noemen het een kruisboog.
45. Ze noemen je de bottendokter.
46. Dit noemen we een spalk.
47. Hoe noemen we een onopgeloste zaak?
48. We noemen ze Stop en Go.
49. In Amerika noemen we dat 'kliekjes'.
50. We kunnen hem niet'de onbekende dader'blijven noemen.