nooit in French

ooit [nojt] jamais, ne...jamais

Sentence patterns related to "nooit"

1. Nooit te vroeg en nooit te laat.

2. Esther gaf de hoop nooit op, werd nooit cynisch en verloor nooit haar geloof.

3. Nooit arriverend.

4. Nooit niet.

5. Maar Esther gaf de hoop nooit op, werd nooit cynisch en verloor nooit haar geloof.

6. Nu of nooit!

7. Hij faalt nooit.

8. Je weet nooit.

9. Ik flirt nooit.

10. Trouw nooit, Pierre.

11. Als je nooit iets probeert, zal je ook nooit falen.

12. Ze slapen nooit.

13. Ze bewegen nooit?

14. Kloppen jullie nooit?

15. Ik mis nooit.

16. Hij aarzelde nooit.

17. Ik heb nooit...

18. Nooit kruisboog geschoten?

19. Nooit leren autorijden.

20. We zullen nooit ophouden met optreden en we zullen nooit sluiten.

21. Ik heb haar nooit iets slecht over iemand horen zeggen, nooit.

22. Hij is nooit gewaardeerd. Hij heeft nooit in de krant gestaan.

23. Die van mij worden nooit opgehangen, ik breng ze nooit levend binnen.

24. Je gebruikt nooit koosnaampjes.

25. Wetenschap zal nooit weggaan.

26. Nooit een ongepast geluid.

27. Nooit opgelost, tot nu

28. Het gaat nooit lukken.'

29. Je zult nooit eten!

30. Nooit geen gekke avonturen.

31. Papa gelooft dit nooit.

32. Je hebt nooit tijd.

33. Zelfmoord is nooit gerechtvaardigd.

34. Terry verantwoordt zich nooit.

35. Dit gaat nooit werken.

36. Anders lachen ze nooit.

37. Veronachtzaam nooit het gebed

38. Het is nooit aangetoond.

39. Technologie is nooit deterministisch.

40. Dit slaat nooit aan!

41. Nooit is erg lang.

42. Overschrijd nooit de spronglimiet.

43. Ik heb nog nooit.

44. Het gaat nooit werken.

45. Mensen zijn nooit willekeurig.

46. Het heeft nooit stilgelegen.

47. Matty was nooit opgefokt.

48. U wordt nooit boos.

49. De ogen kloppen nooit.

50. Ik vergeet nooit iets.