inflatie in English

inflatie [inflatsi] inflatio

Sentence patterns related to "inflatie"

1. Inflatie.

2. Vervelend, die inflatie.

3. " De zweep over inflatie ".

4. Eén reden is de inflatie.

5. We brachten de inflatie omlaag van 28% naar zo'n 11%.

6. Inflatie is in de economie de stijging van het totale prijsniveau.

7. Van werkloosheid, inflatie en hoge prijzen zal geen sprake meer zijn.

8. Als de inflatie verder gaat is eigendom het enige zekere.

9. Deze maatregel bracht de inflatie tot stilstand maar had andere rampzalige gevolgen.

10. Wat voor uitwerking heeft stijgende inflatie op mensen in welvarende gemeenschappen?

11. Een soort inflatie. Geef te veel valuta uit, en je krijgt dalende prijzen.

12. Nadat de inflatie ophield, bestond het universum uit zowel quark-gluonplasma als andere elementaire deeltjes.

13. In sommige landen worden de moeilijkheden van de armen nog vergroot door de schrikbarende inflatie.

14. Toen hij dat zei, hadden we iedere maand een inflatie met dubbele cijfers.

15. De misdaad neemt toe en het probleem van werkeloosheid en inflatie maakt de mensen depressief en onzeker.

16. De inflatie steeg tot meer dan 15.000 procent in 1994 en er was sprake van forse economische krimp.

17. Of kan, in deze moderne tijd van economische instabiliteit, inflatie de koopkracht van uw schat doen afnemen of kan een beurskrach uw schat tot niets reduceren?

18. We kunnen onmogelijk voorbijgaan aan de rampzalige gevolgen van de snel stijgende misdaadcijfers, de achteruitgang van normen en waarden, het toenemende drugsgebruik, de omhoogvliegende echtscheidingscijfers, de stijgende inflatie en de groeiende dreiging van het terrorisme.

19. De chronisch hoge inflatie is onder controle gebracht en dit heeft op 1 januari 2005 geleid tot de lancering van een nieuwe munt, de "Nieuwe Turkse lira", om de acquisitie van de economische hervormingen vast te stellen en de sporen afvegen van een instabiele economie.