groet in English
groet [xrut] greeting
Sentence patterns related to "groet"
1. Groet de vlag!”
2. Ik groet je.
3. Brieven zijn een groet.
4. Grootmoeder, ik groet u.
5. 11 Groet Hero̱dion, mijn familielid.
6. " Zeer vriendelijke groet, " IRENE NORTON, echtgenote
7. Ik groet de vrouwen van Liu Bei.
8. JE loopt op straat en groet je buurman.
9. 10 Groet Ape̱lles, de goedgekeurde in Christus.
10. Ik, Jocheonsu, onder generaal Imsunji, groet prins Jeonghyeon, uwe hoogheid.
11. Ontvang ze niet bij je thuis en groet ze niet.
12. Groet onze geliefde Pe̱rsis, want ze heeft hard gewerkt in de Heer.
13. Er bestaat een Indiaanse groet, die sommigen van u zeker kennen:
14. Geliefde broeders en zusters, ik groet u en betuig u mijn liefde.
15. Als iemand dan naar jou kijkt en zegt: „Is het waar dat jij de vlag niet groet?”
16. Stel dat men niet gevraagd wordt de vlag te groeten, maar ze slechts te dragen, hetzij bij een optocht of in de klas of elders, zodat anderen de groet kunnen brengen.
17. Zonder per se op een nauwe vriendschap uit te zijn, doet hij moeite om af en toe een praatje te maken, wat kan beginnen met gewoon een vriendelijke glimlach of groet.
18. Over „een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus” zei de apostel Johannes: „Ontvangt hem nimmer in uw huis en richt ook geen groet tot hem.
19. Stel bijvoorbeeld dat er op een school één leerling wordt uitgekozen om de hele school te vertegenwoordigen en hij de vlag, die buiten aan een vlaggenstok hangt, groet terwijl van de andere leerlingen wordt verlangd dat ze in de klas in de houding staan.