dierbaar in English

dierbaar [dirbar] dear, lovely

Sentence patterns related to "dierbaar"

1. Iedereen heeft iets wat ze dierbaar is.

2. en denk aan wat mij dierbaar is.

3. Alles wat me dierbaar was, is afgebrand.

4. Die naam dient ook u dierbaar te zijn.

5. Dat mensen die je dierbaar zijn zo snel vreemden kunnen worden.

6. Ze kunnen ook helpen door hen die u dierbaar zijn les te geven.

7. Wij voelen die liefde wanneer iemand die ons dierbaar is, ons innig omhelst.

8. Toen Jor-El me terughaalde... waarschuwde hij dat iemand die me dierbaar was, zou sterven.

9. 2 Wat is de persoonlijke band die wij met onze hemelse Vader mogen hebben ons dierbaar!

10. Het lijkt zo oneerlijk dat de dood de macht heeft iemand die u dierbaar is, weg te nemen.

11. ▪ „Denkt u dat er ooit een tijd zal komen waarin niemand van ons iemand die hem dierbaar is in de dood hoeft te verliezen?

12. In 1975 waren onze financiële middelen op en moesten we met pijn in ons hart de vrienden verlaten die ons zo dierbaar waren geworden.

13. Hoe komt het toch dat zelfs arme mensen zich zo vereenzelvigen met dat idee van vrije keuze, het rationele idee van keuzevrijheid wat ons zo dierbaar is?

14. Ze zei daarover: „Veel van de bijbelse gedachten en de lieve dingen die voor ons werden gedaan, kwamen uit de brochure Wanneer iemand die u dierbaar is, sterft.

15. Hebt u wel eens in uw eentje vol bewondering een spectaculaire zonsondergang aanschouwd en koesterde u toen niet de wens om samen met iemand die u dierbaar is, van dit prachtige schouwspel te kunnen genieten?

16. Vormt het feit dat de bijbelschrijvers bereid waren ongunstige inlichtingen op te tekenen over degenen die hun dierbaar waren, hun volk en zelfs zichzelf, geen goede reden om vertrouwen te stellen in wat zij schreven?