directie in English
directie [dirɛksi] administration, management
Sentence patterns related to "directie"
1. Ik ben de directie verantwoording schuldig.
2. Welkom, Delos-directie.
3. Denk je echt dat de directie dit gaat pikken?
4. Ik wil de directie spreken.
5. En de directie komt naar beneden.
6. Zij beiden hebben zeven leden van de directie onder contrôle.
7. Het was een noodgreep om de directie zoet te houden.
8. Dat de directie binnenkort ernstige juridische problemen heeft.
9. De bibliothecarissen in het bedrijf beantwoordden vragen van de directie:
10. De directie wil u vast wel wat meer tijd geven.
11. □ De directie van een grote glasfabriek wilde voor haar werknemers een cursus over gezinswaarden organiseren.
12. Nee de directie vindt dat als we nu sluiten de toeristen het vertrouwen verliezen.
13. Als een bedrijf goed draait en veel kapitaal nodig heeft, kan de directie besluiten aandelen in het bedrijf aan het publiek te koop aan te bieden.