terugbetalen in French
terugbetalen [tərɵɤ°bətalən] rembourser, reprendre
Sentence patterns related to "terugbetalen"
1. Dit zijn investeringen die zichzelf terugbetalen.
2. Wat kan ik Jehovah terugbetalen?
3. Ik kan je nooit terugbetalen, als ik expres verlies.
4. Je zal me alles terugbetalen wat je verloor.
5. Dat is een schuld die ik nooit kan terugbetalen.
6. U kunt de belasting op bestellingen in deze landen niet terugbetalen of wijzigen.
7. Laten we ons concentreren op hoe jullie me gaan terugbetalen.
8. Gaat u met gelijke munt terugbetalen wanneer iemand u uitscheldt?
9. Maar wat als je door „onvoorziene gebeurtenissen” een schuld niet kunt terugbetalen?
10. U kunt ook belastingen terugbetalen of wijzigen op het moment dat u de bestelling verzendt.
11. Wanneer u een volledige transactie wilt terugbetalen, hoeft u alleen maar de transactie-ID te uploaden.
12. Toen zij niets hadden waarmee zij de schuld konden terugbetalen, schold hij die aan allebei vrijelijk kwijt.
13. Toen geen van de twee de schuld kon terugbetalen, „schold [de schuldeiser] die aan allebei vrijelijk kwijt”.
14. Ik werd door wanhoop overmand, want ik dacht dat ik het geld nooit zou kunnen terugbetalen.
15. + 26 De slaaf viel op zijn knieën, bewees hem eer* en zei: “Heb geduld met mij, dan zal ik u alles terugbetalen.”
16. Als u denkt dat een bestelling risicovol is, kunt u op elk gewenst moment een bestelling annuleren of terugbetalen.
17. Volgens de overeenkomst zou als de lener de lening niet kon terugbetalen, degene die er borg voor stond verplicht zijn dat te doen.
18. Op dat moment valt de slaaf op zijn knieën voor de koning en smeekt: ‘Heb geduld met mij, dan zal ik u alles terugbetalen’ (Mattheüs 18:26).
19. Of het nu gaat om het terugbetalen van een lening, het verlenen van een dienst of het nakomen van een zakelijke overeenkomst, een christen dient zich aan zijn woord te houden.