schillen in French
schillen [sxilən] dépouille
Sentence patterns related to "schillen"
1. Hebt u trouwen te schillen knoflook?
2. Er komt geen einde aan het schillen.
3. Ik heb een appeltje met hem te schillen.
4. Het bedrijf heeft nog een appeltje te schillen met z'n pa.
5. Hij had zo’n honger dat hij de schillen wilde eten die voor de dieren bestemd waren.
6. Maar als je ons zou kunnen wijzen op iemand die misschien een appeltje te schillen had met Derek.
7. 4 Zolang zijn nazireeërschap duurt, mag hij niets eten wat van de wijnstok afkomstig is, van de onrijpe druiven tot de schillen.
8. Op de dag voor de kringvergadering stonden ze, gebogen boven een teil, aardappelen te schillen terwijl ze ervaringen vertelden en genoten van de omgang met elkaar.
9. Hij zat in een varkensstal en ‘verlangde ernaar zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten’. Uiteindelijk besefte hij dat hij niet alleen de erfenis van zijn vader had verkwanseld, maar ook zijn leven.