rus in French
us [rɵs] jonc
Sentence patterns related to "rus"
1. Wie is de Rus overigens?
2. Neem dit verdomde mes, in maak die Rus af.
3. Vorige week in Vegas zat'n Rus te lullen.
4. Je hebt nog niet èén Rus gedood.
5. De Rus die ik wil pakken, zit daar.
6. Sorry dat ik meeluisterde, maar ik heb de Rus gevonden bij de haven.
7. Dit zijn de gesprekken van de telefoon van de Rus.
8. "Armoede, honger, gebrek aan comfort zijn het lot van de Rus voor eeuwen.
9. Zoals Rokossovski het zei: "In Rusland ben ik Pool, in Polen ben ik Rus."
10. Omdat je een Rus bent betekent niet dat jij beter kunt schaken dan ik.