rustig in French

ustig [rɵstəx] calme, quiet, paisible, tranquille paisiblement calme, paisible, tranquille paisiblement

Sentence patterns related to "rustig"

1. Rustig.

2. Rustig, maatje.

3. Rustig, Centurion.

4. Niks rustig.

5. Skye, rustig.

6. Rustig, kapitein.

7. Rustig, maat.

8. Rustig maar.

9. Rustig aan.

10. Rustig, Yuri.

11. Rustig, ja.

12. Rustig aan!

13. Blue, rustig.

14. Blijf rustig.

15. Rustig aan nu.

16. Rustig maar, oompje.

17. Houd je rustig.

18. Verder alles rustig.

19. Mooi rustig aan.

20. Rustig aan, cowboy.

21. Rustig aan, allebei.

22. Rustig aan, man.

23. Rustig, Mad Dog

24. Rustig aan, Ron.

25. Jongens, rustig aan.

26. Het was gewoon rustig.

27. Alles is merkwaardig rustig.

28. Doe maar rustig aan.

29. Doe je rustig aan?

30. Doe is rustig aan.

31. Oke, doe het rustig.

32. Je moet rustig doen.

33. Blijf rustig en vriendelijk.

34. Rustig maar, stoere bink.

35. We doen rustig aan.

36. Loop rustig naar de voertuigen.

37. Je voelt je daardoor rustig

38. Even rustig bijkomen van mijn treinreis.

39. Ze was rustig, geconcentreerd en gelukkig.

40. Ons hart blijft dan steeds rustig

41. Wil jij eens rustig doen?

42. Bepraat meningsverschillen rustig en eerlijk.

43. Rustig aan met de les.

44. Een boomstam drijft daar rustig rond.

45. Jij blijft rustig en zegt niets.

46. Waarom ben je dan zo rustig?

47. Zullen we even ergens rustig praten?

48. Verlaat het terrein rustig en geordend.

49. Ontspan je en doe rustig daar.

50. Rustig vanavond. Dat is't zeker, Mr.