pakken in French

pakken [pɑkən] attraper, capturer, saisir prendre

Sentence patterns related to "pakken"

1. Je pakken?

2. In Hazmat pakken?

3. Ik moet pakken.

4. Ik heb twee pakken meegenomen.

5. Ga u koffers pakken.

6. Ze kunnen iedereen pakken.

7. Begin dan te pakken.

8. Ze gooien het op de markt en pakken wat ze pakken kunnen.

9. Via Reyes kunnen we hen pakken.

10. We pakken een vlucht naar Washington.

11. Ik krijg de smaak te pakken.

12. Je hebt me al te pakken.

13. Maar zij droegen de pakken.

14. Je hebt me te pakken.

15. Hij gaat je gezicht pakken.

16. Pak wat je pakken kan.

17. Ze pakken zo weinig moordenaars.

18. Kun je deze kom pakken?

19. Mooi, ik heb de pakken.

20. Ik ga een touw pakken.

21. Jij moet zijn aansteker pakken.

22. Je moet je spullen pakken en gaan.

23. De Ballonman mag hierna mijn huisbaas pakken.

24. Ze heeft ons flink te pakken gehad.

25. Zo pakken ze ons nog, kameraad commissaris.

26. Oom Mac probeerde z'n geweer te pakken.

27. Ik moet even mijn spullen pakken.

28. Cogburn en ik gaan Chaney pakken.

29. We moeten nu onze koffers pakken.

30. Probeer het volwassener aan te pakken.

31. We pakken de dolk en gaan.

32. Te voet pakken ze ons nooit.

33. Wil je je roze konijn pakken?

34. Er pakken zich donkere wolken samen

35. Ze hadden ons bijna te pakken.

36. Je bent zo makkelijk te pakken.

37. Er valt niks aan te pakken.

38. Wilt u'm even pakken, Miss Avocet?

39. Die krijg je nooit te pakken.

40. Ze pakken nooit de verkeerde man.

41. Johnny heeft de goudkoorts te pakken.

42. Ik buig even voorover om hem te pakken.

43. Gewoon bukken om het op te pakken.

44. De spreuk heeft hem goed te pakken.

45. Als we dit pakken, is het voorbij.

46. Het gas vreet door onze pakken heen.

47. We kunnen'm niet pakken op vuil spel.

48. Hij wilde de rol met geweld pakken.

49. Help me ze geweldloos op te pakken.

50. We krijgen ze niet te pakken, Mikey.