oorlog in French
oorlog [orlɔx] guerre
Sentence patterns related to "oorlog"
1. Nucleaire oorlog?
2. Lamische Oorlog
3. De koude oorlog
4. Een koude oorlog.
5. Religie en oorlog
6. „Heiligt de oorlog!”
7. Je vermoordt de God van Oorlog, je stopt de oorlog.
8. Oorlog en vrede...
9. Oorlog en vrede.
10. Oorlog en bevrijding
11. De Honderdjarige Oorlog.
12. Oorlog en vrede
13. Koude Oorlog spul.
14. De Dertigjarige oorlog?
15. 'Oorlog en Vrede', knul.
16. Oorlog in de hemel
17. Het is oorlog, Engel.
18. Activiteiten na de oorlog
19. De oorlog is voorbij.
20. Maar dat was oorlog.
21. Voor een openlijke oorlog.
22. Leidt uiteindelijk tot oorlog.
23. Oorlog met de Sueben.
24. Deze ruiter vertegenwoordigt oorlog.
25. Oorlog is iets natuurlijks.
26. Aftellen naar de oorlog.
27. Oorlog is smerig, Kardinaal.
28. Tunnels uit de oorlog.
29. Oorlog kent geen vrienden.
30. Oorlog doet je goed.
31. Vernietiging door nucleaire oorlog.
32. Oorlog kost veel levens.
33. Activiteit na de oorlog
34. Toegerust voor de oorlog,
35. Ze vliegen naar oorlog.
36. Oorlog is vechten op'n slagveld.
37. Oorlog is het verkeerde woord.
38. Een wereld zonder oorlog — Wanneer?
39. En vrede komt na oorlog.
40. Slachtoffers van een rechtvaardige oorlog.
41. Er was immers oorlog voorspeld.
42. Ze trekken enthousiast ten oorlog.
43. Het veranderde gezicht van oorlog
44. Waarom „een tijd voor oorlog”?
45. Vuur stuurders begon een oorlog.
46. Heel Europa lag in oorlog.
47. Ik wil een oorlog voorkomen.
48. Moet een godsdienst oorlog goedkeuren?
49. Leuk begin van een oorlog.
50. Om'n oorlog tegen te houden.