leggen in French

leggen [lɛɤ°ən] coucher placer, poser, situer appliquer, mettre, pose

Sentence patterns related to "leggen"

1. We leggen de zwaarste straf op.

2. Eén keer onder het infrarood leggen

3. Je moet de lat hoger leggen.

4. We leggen 15 kilometer af voor zonsondergang.

5. Een vrouwtje kan tot 150 eieren leggen.

6. Dunbekpijlstormvogels leggen 15.000 km af vanuit Australië.

7. De jongeman antwoordde: ‘De lat hoger leggen.’

8. Een goed fundament voor uw huwelijk leggen

9. Laten we hem op de trap leggen.

10. We leggen het samen en verdelen het.

11. Moet ik alles in de brievenbus leggen?

12. Sommige regeringen leggen ons werk aan banden.

13. Zeeleguanen leggen hun eieren in het zand.

14. Zal ik mijn kaarten voor je leggen?

15. Nooit je geweer op de grond leggen.

16. Mensen leggen doeken te drogen, geen noedels.

17. Ik moet die hand in het ijs leggen.

18. Gebruik het om de verzoening uit te leggen.

19. Soms leggen we dingen alleen maar verkeerd uit.

20. Alleen om hem het zwijgen op te leggen?

21. Muggen drinken enkel bloed om eitjes te leggen.

22. Ze zullen hun hand op hun mond leggen,

23. Opstandelingen begonnen boobytraps aan te leggen in auto's.

24. Wij leggen onze wapens van opstand dan graag af.

25. Is Uwe Majesteit bereid de eed af te leggen?

26. We stellen'n coalitie op om sancties op te leggen.

27. Ik neem aan dat je een schuifknoop kunt leggen.

28. Leggen de religieaanhangers van deze wereld zo’n getuigenis af?

29. Ze leggen hun machtige koffer niet onder een bank.

30. Ik probeerde het bij het restaurant uit te leggen.

31. Ik hoef de regels toch niet uit te leggen?

32. Sommige rechtsgebieden leggen mogelijk de volgende extra regels op:

33. Leggen de leiders ervan overdreven veel nadruk op geld?

34. Uit te leggen wat de leerstelling voor hen betekent.

35. Moedig het kind aan zijn antwoord uit te leggen.

36. Hoe kunnen ouders de pioniersgeest aan de dag leggen?

37. Ik zou je hoofd voor je voeten moeten leggen.

38. Ze leggen voorraden massavernietigingswapens aan om elkaar te kunnen uitmoorden.

39. Dat grapje hoef ik je vast niet uit te leggen.

40. Soms leggen ze cadeautjes voor andere mensen onder de boom.

41. Je kunt ze het eerste jaar in een la leggen.

42. Hij zal u optillen en u op zijn schouders leggen.

43. We kunnen planken over de gaten leggen en eroverheen rijden.

44. Wat als we dit pizzamodel over seksuele voorlichting konden leggen?

45. Degenen die geloven leggen hun geloof in de verkeerde handen.

46. Je hoeft het er niet zo dik op te leggen.

47. Dan zal ik moeten weigeren mijn zwaard af te leggen.

48. Laat haar wassen en in bed leggen, zo stil mogelijk.

49. Veel christelijke ouders leggen een voortreffelijke pioniersgeest aan de dag.

50. Ze krijgen een dagvaarding om een verklaring af te leggen.