ezel in French

ezel [ezəl] âne, baudet établi

Sentence patterns related to "ezel"

1. Is hij Ezel Wang?

2. Schurftige Wang de Ezel?

3. De jongste is de handtassen-ezel.

4. die de stier en de ezel eropuit sturen.’

5. We willen per boot naar dr Ezel Wang.

6. Nee, Jezus rijdt op een doodgewoon lastdier, een ezel.

7. Ik vond de restanten van de vuurschildpadden van Ezel Wang.

8. Hij zei, " Wil je een ezel zijn of een baas? "

9. Jezus reed op een jonge ezel de stad in.

10. Ik heb genoeg aan boord om'n ezel te laten stikken.

11. ‘Met de kaak van een ezel — één hoop, twee hopen!

12. De geduldige ezel met zijn vaste tred is dus een ideaal vervoermiddel.

13. 3 Een zweep is voor het paard, een toom is voor de ezel,+

14. Ik weet dat dwergen dwars kunnen zijn... zo koppig als een ezel... en lastig.

15. 10 Je mag een stier en een ezel niet samen voor de ploeg spannen.

16. Of het nu naar Ezel Wang was of het klooster, je stelde hinderlagen op.

17. We bonden zijn hoofd op een ezel zodat die het naar zijn dorp zou terugbrengen.

18. Ik wil er niet als een ezel uitzien omdat ik mijn nek voor je uitsteek.

19. Het lijkt erop dat je nog steeds die ezel nodig hebt, om jouw geld te dragen

20. Ik weet zeker dat je moeder, de hoer, als een ezel klonk toen ze jou ontving.

21. „Een ezel stoot zich in ’t gemeen niet tweemaal aan een zelfde steen”, is hun motto.

22. We hebben een kobaltblauw paard, een amberkleurige uil, een zilveren os, een rode ezel. Welke was smaragdgroen?

23. Je hebt'm in de zak van je op één na beste kamerjas laten zitten, jij ezel.

24. We kunnen de Mona Lisa van Da Vinci's ezel stelen, de Hopediamant pakken voor hij ontdekt wordt.

25. 4 Als je een verdwaalde stier of ezel van je vijand tegenkomt, moet je die bij hem terugbrengen.

26. + 14 Toen Jezus een jonge ezel vond, ging hij erop zitten,+ zoals geschreven staat: 15 ‘Wees niet bang, dochter Sion.

27. We herhaalden onze uitleg, en de generaal gaf het bevel: ‘Neem dan een ezel en breng de gewonden naar het ziekenhuis.’

28. In die vroege jaren reisden we gewoonlijk te voet of reden op een ezel, zoals Jezus Christus en zijn eerste-eeuwse volgelingen deden.

29. 20 I̱saï laadde dus brood, een leren zak met wijn en een geitenbokje op een ezel en stuurde zijn zoon David daarmee naar Saul.

30. Het is treurig wanneer een ezel in een greppel valt en zijn poten breekt doordat een vracht niet goed was bevestigd en is gaan schuiven.

31. De stier en de ezel waren lastdieren die door Gods volk uit de oudheid werden gebruikt bij het ploegen van de akkers en het zaaien.

32. 21 Alles wat in de stad was, bestemden ze voor vernietiging door het zwaard: man en vrouw, jong en oud, stier, schaap en ezel.

33. + 5 Als je ziet dat de ezel van iemand die een hekel aan je heeft, bezweken is onder zijn last, dan mag je niet werkeloos toezien.

34. Dus nam Jozef Maria, die nu in de negende maand van haar zwangerschap was, mee op een reis van zo’n 150 kilometer, waarschijnlijk op de rug van een ezel!

35. Omdat God zich om het welzijn van zulke trekdieren bekommert, zei hij tot de Israëlieten: „Gij moogt niet ploegen met een stier en een ezel te zamen” (Deuteronomium 22:10).

36. Mozes heeft ook het verslag over Bileam geschreven. Daarin staat dat God een engel stuurde die Bileams ezel liet praten als een mens (Numeri 22:26-31; 2 Petrus 2:15, 16).

37. Ik rende naar binnen, en er was Corky, ineengedoken op naar de ezel, schilderij weg, terwijl op het model troon zat een ernstig uitziende vrouw van middelbare leeftijd, met een baby.

38. 29 De profeet tilde het lichaam van de man van de ware God op en legde het op de ezel. Hij bracht hem terug naar de stad om over hem te rouwen en hem te begraven.

39. Jezus zei: „Al wie een van deze kleinen die geloof in mij stellen, tot struikelen brengt, het is nuttiger voor hem dat men hem een molensteen zoals door een ezel wordt rondgedraaid, om de hals hangt en hem in de wijde, open zee doet zinken” (Mattheüs 18:6).