zorg in English
zorg [zɔrx] care, concern annoyance, disappointment, grief
Sentence patterns related to "zorg"
1. Zorg hiervoor
2. Zorg hiervoor.
3. Zorg voor jezelf.
4. 10 Nog belangrijker dan de materiële zorg is de geestelijke zorg.
5. Zorg dat je'm vindt.
6. Zorg voor een demonstratie.
7. Zorg voor hen, Tusk.
8. Zorg voor een doktersverklaring.
9. Zorg alsjeblieft voor mij.
10. Ik zorg voor ze.
11. Ik zorg voor je.
12. Dit stimuleert patiëntgestuurde zorg.
13. Zorg voor versterking.
14. Zorg goed voor uzelf.
15. Zorg goed voor jezelf.
16. Zorg voor een advocaat.
17. Zorg dat je aangepaste thumbnails:
18. Zorg er goed voor, man.
19. Zorg dat het zo blijft.
20. Zorg ervoor dat uw documenten:
21. Ezels verdienen zorg en aandacht.
22. Zorg voor een goede ventilatie
23. Robin, zorg voor je zus.
24. Zorg dat de trein rijdt.
25. Zorg goed voor jezelf, Sugar.
26. Met zorg en waardigheid.
27. Zorg goed voor ze!”
28. Zorg voor een helder signaal.
29. Alstublieft, zorg goed voor mij.
30. Zorg dat we hieruit komen
31. Zorg dat je enorm opgewonden raakt.
32. Zorg dat m'n laatste betaling klaarligt.
33. Kostbaar, met zorg afgewerkt, maar nutteloos
34. Zorg dat je meer ruimteschepen krijgt.
35. 'Zorg dat het geschenk bezorgd wordt'.
36. 1 Zorg dat ontlasting verwijderd wordt
37. zorg dat de anesthesist meteen komt.
38. En zorg voor een rustige landing.
39. * Ik ontwikkel oprechte zorg voor anderen.
40. Nou, ik zorg voor mijn spullen.
41. Zorg ervoor dat het warm is.
42. moe en door zorg geplaagd,
43. Jouw zorg is amper gerechtvaardigd.
44. Waarom zorg je voor mij?
45. Gods zorg voor de aarde
46. De zorg voor een gevangene
47. Zorg dragen voor de fysieke leeromgeving.
48. Zorg dat de ambulance nu komt.
49. Zorg dat de strop strak zit.
50. Zorg dat je overwinning ruim is.