hoop in English

hoop [hop] accumulation, crowd, heap, mass, multitude, pile bevy, collection, group, heap, herd, set hope heap, pile, stack

Sentence patterns related to "hoop"

1. Hoop is niet naïef en hoop is geen opium.

2. Kutuzov geeft dat als reden voor hoop, maar welke hoop?

3. Een hoop douanestickers.

4. Toespraken over hoop:

5. Een hoop ballonnen.

6. Meer valse hoop.

7. Verpletter al zijn hoop.

8. Niet citroengeel, hoop ik.

9. Hoop hield Jezus staande.

10. Van niemand hoop ik.

11. Op hoop van zegen.

12. Ik hoop Gemma Ik hoop dat het niet vervelend voor je was.

13. Ik hoop van niet.

14. Je kunt hoop geven.

15. Ik verpest een hoop.

16. Tenminste, ik hoop van niet.

17. Geen slechte dingen, hoop ik.

18. Jeugd en hoop gingen verloren.

19. Dat is een hoop werk.

20. Winterfell is een hoop puin.

21. Een kostbaar erfgoed van hoop

22. Hoop — „zowel zeker als vast”

23. We moeten haar hoop geven.

24. Nu blijven maakt geen hoop.

25. Ik hoop over iets belangrijk.

26. Geen grote toespraken over hoop?

27. Ik hoop dat het smaakt.

28. Het paradijs — Een ijdele hoop?

29. ik hoop dat ze niet...

30. Een hoop tederheid, snap je?

31. Koester niet te veel hoop.

32. Er wordt een hoop gesjoemeld.

33. Er is geen hoop meer.

34. verlangen, ambitie, hoop en gebed,

35. Maar wordt zijn hoop verwezenlijkt?

36. Het is gewoon'n hoop show.

37. We dronken een hoop rijstwijn.

38. Beter direkt ale hoop uitroeien.

39. Een beter ras, hoop ik.

40. Dat zijn een hoop gespen.

41. Dat zijn een hoop monsters.

42. Er wordt een hoop gezanikt.

43. Een hoop niet getrainde freaks?

44. Hij is onze grote, dierbare Hoop.

45. Geef mij maar een hoop aarde.

46. Ik hoop dat u't lauw vond!

47. Waarom de apocalyptische hoop werd verworpen

48. Ooit eens is een vervlogen hoop.

49. is de hoop die vurig brandde

50. vervult zijn hoop ons met kracht.