houden in English

houden [hɑudən] cause, causetotakeplace hangonto, hold

Sentence patterns related to "houden"

1. Bek houden.

2. synchroon & houden

3. En houden zo.

4. Hoofd laag houden.

5. We houden contact.

6. Ze controleren de zaak, houden de scheepsroutes open en houden olietoevoer gaande.

7. Je mag hem houden.

8. We moeten contact houden.

9. We houden je wakker.

10. in je mond houden.

11. Scheur houden en opletten.

12. Houden jullie nu op?

13. Houden zij de kunst?

14. Wij houden van jou.

15. Ze houden ons op.

16. • Diabetes onder controle houden

17. We houden van je.

18. Het zal ons bij elkaar houden, straling blokkeren en ons warm houden.

19. We houden onszelf klein.

20. Vriendschappen in stand houden

21. Daar houden blanken van.

22. Houden we onszelf schuldeloos?

23. Eekhoorns houden van noten.

24. Je zou afstand houden.

25. We houden geen Tupperware feest.

26. Regenbakken die geen water houden

27. Chique meiden houden van ruig.

28. Houden zij de wekelijkse sabbat?

29. Hand op de kolf houden.

30. □ Me aan mijn beloften houden

31. Onze lippen in bedwang houden

32. Meisjes houden toch van muzikanten?

33. Hoe houden we ze tegen?

34. Klembord en selectie gescheiden houden

35. Huntington uit de problemen houden.

36. De smokings houden hen tegen.

37. Ze houden van hun herdershonden.

38. Gaan we deze stoelen houden?

39. Houden van hen niets kost.

40. De deuren houden het niet.

41. Mensen houden ook van bloedworst.

42. 4 Sommige huwelijken houden stand.

43. We houden het praten minimaal.

44. Als we't gewicht laag houden.

45. Deze mensen houden ons gegijzeld.

46. Hier houden we de seance.

47. Makkelijk om schoon te houden.

48. Ze houden ons in quarantaine.

49. Om'n oorlog tegen te houden.

50. Ze houden jou ook hier.