horen in English

horen [horən] hear befit, befitting haveto, must, oughtto, should findout, hear, learnof

Sentence patterns related to "horen"

1. Ze kunnen je horen.

2. Zo mag ik't horen.

3. Dat wil niemand horen.

4. Ik kan alles horen.

5. Laat maar horen, Casey.

6. Blij dat te horen.

7. Dat horen mannen graag.

8. Het gras horen groeien?

9. ‘Laat mij je stem horen’

10. Wil je mijn theorie horen?

11. We horen bij onze troep.

12. Dat is ontroerend te horen.

13. De agenten horen bij ons.

14. Jullie horen vanavond van ons.

15. EEN KLEINE HOREN KRIJGT OVERWICHT

16. Puerto, Mexico, laat jullie horen!

17. Laat mij je stem horen.’

18. Duidelijker dan u wilt horen.

19. Dat horen we wel vaker.

20. Tegenslagen horen bij zulke wetsvoorstellen.

21. Wat horen die miljoenen mensen?

22. Ik heb hen horen praten.

23. Aanpassingen horen bij het leven.

24. Zigeuners horen hier niet thuis!

25. Kun je het horen, Clay?

26. Dit mag ie best horen.

27. In welke zin zullen „doven” horen?

28. Maar dat kregen we te horen.

29. Kan ik een " shit, ja " horen?

30. 2 Plotseling horen de bedelaars rumoer.

31. Kun je het een beetje horen?

32. Zo te horen vanachter die heuvel.

33. Wil je horen wat ze speelde?

34. Hahou Mo... kun je me horen?

35. 222 Horen we feestdagen te vieren?

36. Iemands privézaken horen privé te blijven.

37. Ik wil het woord'slap'niet meer horen.

38. Herodes wilde hier niet van horen.

39. Ik wil dat indianengeklets niet horen.

40. Karakters horen te groeien en veranderen.

41. „Een grote horen” kondigt vrijheid aan

42. Meisjes horen dat vaker dan hallo.

43. Laat me het slachte nieuws horen.

44. Heb je ooit babydraken horen zingen?

45. Ik kan de weddenschappen horen rinkelen.

46. Ik wil het hem horen zeggen.

47. We horen veel over twee hypotheken.

48. Jullie horen in bed te liggen.

49. En welke stem je moet horen?

50. Jullie horen hier niet te zijn.