hemel in English
hemel [heməl] baldachin, canopy heaven, sky
Sentence patterns related to "hemel"
1. Mijn hemel.
2. Lieve hemel.
3. Oh, mijn hemel.
4. Ah, gierige hemel!
5. Wat is „de hemel”, en wat is „het heerleger van de hemel”?
6. * Zie ook Begin; Mens; Oorlog in de hemel; Raadsvergadering in de hemel
7. Oh, mijn hemel, nee.
8. aan een wolkeloze hemel.
9. Gestuurd vanuit de hemel.
10. Oorlog in de hemel
11. Blauw als de hemel.
12. Mijn hemel. Wel dus.
13. De vensters van de hemel
14. Ontsluit de vensters van de hemel.
15. De hemel is blauw zonder wolken.
16. Ging Lazarus’ ziel naar de hemel?
17. in de hemel of op aarde,
18. De vogel is in de hemel.
19. Is oma naar de hemel gegaan?
20. In Gods nieuwe hemel en aarde
21. De helderste ster aan de hemel.
22. Het ontdekken van deze dappere hemel.
23. Ik had naar de hemel geschreeuwd:
24. Toen werd Jezus omhooggeheven naar de hemel.
25. Maar dat gebeurde in de onzichtbare hemel.
26. De vroege astrologen observeerden de hemel nauwlettend.
27. Ze komen de hemel nooit meer in.
28. De hemel toont de glorie van Jehovah
29. Uiteindelijk verschijnt ze boven in de hemel.
30. Gebed is uw sleutel tot de hemel.
31. 8 Hemel, laat het regenen van boven,+
32. Wat is er mis met de hemel?
33. Omdat je onrust veroorzaakt in de hemel.
34. De vensters van de hemel zijn opengezet!
35. De poort van de hemel is ontsloten!
36. Jehovah God, Maker hemel en aarde (4)
37. Plotseling viel er water uit de hemel.
38. De warme winterzon schitterde aan een wolkeloze hemel.
39. Zou Jezus als enige naar de hemel gaan?
40. In de hemel heeft de dood nooit bestaan.
41. De hemel klaarde op en de sterren vervaagden.
42. Je krijgt geen 72 maagden in de hemel.
43. 12 Is God niet in de hoge hemel?
44. „ALS EEN GOD DIE IN DE HEMEL RONDWANDELT”
45. „De weg van een arend in de hemel”
46. hij zal tegen ze donderen vanuit de hemel.
47. De zon ging onder aan een mooie hemel.
48. „Gelijk in de hemel, zo ook op aarde”
49. Groots, naar de hemel reikend in het ochtendlicht.
50. en een lege plek tegen de hemel achterlaat.’ 10