herberg in English

herberg [hɛrbɛrx] bar, pub hostel, inn inn, tave

Sentence patterns related to "herberg"

1. Dit noemden ze vroeger een herberg.

2. Er is daar'n herberg.

3. We hebben Qilan in een herberg buiten de stad gevonden.

4. De Dragon Gate Herberg werd drie jaar geleden zwart.

5. De Compagnie vraagt in iedere herberg waar je bent.

6. Toen gingen ze langzaam verder totdat ze bij een herberg, een soort hotel, kwamen.

7. En misschien ́s avonds zie ik de jagers terug met een enkele borstel trailing uit hun slee voor een trofee, op zoek naar hun herberg.

8. ‘En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.

9. Als hij had gezeten voor het beste deel van een uur wel,, een bejaarde zeeman, het dragen van een krant, kwam uit de herberg en ging naast hem zitten.

10. Mrs Hall ogen, geregisseerd recht voor haar, zag zonder het zien van de briljante langwerpig van de herberg deur, de weg wit en levendig, en Huxter de shop- front blaarvorming in juni zon

11. 7 Ze bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene. + Ze wikkelde hem in doeken en legde hem in een voederbak,+ omdat er geen plaats voor hen was in de herberg.