heffen in English

heffen [hɛfən] lever, lift, raise

Sentence patterns related to "heffen"

1. Maar hij kon zichzelf niet omhoog heffen.

2. 2 Vooral gemeenteouderlingen dienen ’loyale handen op te heffen in gebed’.

3. Voor veel kerken is het antwoord door tienden* te heffen.

4. We heffen gewoon wat meer belastingen en dichten die kloof.

5. In welke opzichten heffen wij een banier op zodat anderen weten waar ze moeten samenkomen?

6. Zou hij überhaupt in staat zijn om de vlag te doen heffen?

7. Gideon en zijn mannen blazen op hun horens en heffen hun fakkels omhoog

8. Heffen ofwel de voorkant of achterkant van de base gieten zo nodig om de computerniveau

9. Hoeveel schatting wil je hebben om het beleg op te heffen en te vertrekken?

10. Ondanks de DNA test heeft Mr Grayson niet de intentie het trustfonds op te heffen.

11. We zijn meer geneigd om zwakke knieën te versterken en slappe handen op te heffen.

12. Ze heffen een belasting van 180 procent op benzinewagens en geen belasting op wagens zonder emissie.

13. Wat moet het pijnlijk voor Abraham geweest zijn het mes op te heffen waarmee hij zijn zoon moest doden!

14. De machthebbers zagen geen reden voor economische groei, zodat ze belasting konden heffen en meer geld konden binnenhalen om hun kosten te dekken.

15. Een Pigouviaanse belasting is een belasting heffen op elke marktactiviteit die negatieve externaliteiten genereert (de kosten die niet zijn opgenomen in de marktprijs).

16. De staat stelde voor om het verbod op echtscheiding op te heffen, terwijl de Katholieke Kerk fel tegen echtscheiding en hertrouwen is.

17. En toch was degene die met Hem at, die vaak uit dezelfde beker had gedronken, de eerste om zijn hand naar Hem op te heffen.

18. Terug aangekomen bij het badhuis vertelt Yubaba Sen dat ze haar ouders uit een aantal varkens moet herkennen om hun vloek op te heffen.

19. We worden gewaarschuwd ’onze hoorn niet op te heffen naar den hoge’, wat wil zeggen dat we geen trotse of arrogante houding moeten aannemen.

20. Dus begint Hoofdstuk 1 vandaag met ons allemaal, want in ieder van ons zit de kracht om de ongelijkheid op te heffen en hoop-kloven te dichten.

21. Dus begint Hoofdstuk 1 vandaag met ons allemaal, want in ieder van ons zit de kracht om de ongelijkheid op te heffen en hoop- kloven te dichten.

22. Alle ouders, grootouders en andere toeschouwers stonden op, stelden zich op in twee rijen tegenover elkaar en vormden een boog door hun armen op te heffen.

23. Je hebt dus een berg schulden en een berg sluimerend geld, twee pieken die verzuimen elkaar op te heffen door de normale werking van de markten.

24. In zijn liefde en in zijn mededogen heeft hijzelf hen teruggekocht, en hij ging ertoe over hen op te heffen en hen te dragen al de dagen van weleer.”

25. Zij heffen hun armen omhoog, trekken aan hun haar, met de meest woeste gebaren van smart, en schreeuwen de naam van de overledene.” — Eastern Customs in Bible Lands.

26. Het leger verbreekt zijn stilzwijgen door een luide strijdkreet aan te heffen, waarop de hoge stadsmuren in een stofwolk neerstorten en de stad onverdedigbaar is geworden. — Jozua 6:1-21.

27. In plaats van mat of verlamd van vrees te zijn, zouden zij reden hebben om onbevreesd hun hoofd op te heffen, ook al wisten zij dat de climax van de grote verdrukking ophanden was.

28. In zijn liefde en in zijn mededogen heeft hijzelf hen teruggekocht, en hij ging ertoe over hen op te heffen en hen te dragen al de dagen van weleer.” — Jesaja 63:7-9.

29. 17 Die terugkerende joden zullen beslist reden hebben gehad om een vreugdegeroep aan te heffen over toestanden zoals Jesaja die vervolgens beschreef: „Want in de wildernis zullen bruisende wateren zijn opgeweld, en stromen in de woestijnvlakte.

30. Afgezien van het aanstellen en afzetten van de hogepriester, die voorzitter van het Sanhedrin was, en het heffen van belastingen, bemoeiden de Romeinen zich alleen met joodse zaken als hun eigen soevereiniteit en belangen in het geding kwamen.

31. Dus zelfs als wij ernstig zouden zondigen maar blijk zouden geven van oprecht berouw, zou Jehovah ’ons met zijn liefderijke goedheid verzadigen’ en zouden wij reden hebben om ’een vreugdegeroep aan te heffen’ (Psalm 32:1-5).