grappig in English
grappig [xrɑpəx] comic, comical, funny
Sentence patterns related to "grappig"
1. Grappig?
2. □ Grappig □ Doelgericht
3. Zeer grappig.
4. Zeer grappig
5. Heel grappig.
6. Erg grappig
7. dat is grappig.
8. O, dat is grappig!
9. Dat was grappig.
10. Jij bent grappig.
11. Het was grappig.
12. Dat is grappig.
13. Ze vonden het grappig.
14. Clownvissen zijn niet grappig.
15. Het is niet grappig.
16. Dat is niet grappig.
17. U heeft een grappig accent.
18. Weet je, het is grappig.
19. Ja, het is grappig.
20. Grappig, wij samen op deze planeet.
21. Is dit weer grappig bedoeld?
22. Je gedraagt je vandaag grappig.
23. Je vond het nogal grappig.
24. Je ziet er grappig uit.
25. Grappig hoe dat gaat, hé?
26. Hoe grappig is dit stoeltje?
27. Dit is niet grappig, hoor.
28. Maar dat is niet grappig.
29. Grappig, want jij bent duidelijk heel elegant.
30. Leg nooit uit waarom je grappig bent.
31. Grappig dat jij nooit degene bent die sterft.
32. Grappig, want nu ga ik achter zijn hoofd.
33. Sorry, maar jouw accent is wel grappig.
34. Hij is grappig omdat ie dik is.
35. Je bent lief, grappig en slim.
36. Nog steeds zo grappig. Wat leuk.
37. (Gelach) De lagere medewerkers vonden het erg grappig.
38. Het is grappig dat een mafkees dat zegt.
39. Wat grappig dat je dat zegt, want...
40. Hij was slim, lief en heel grappig.
41. Je bent aardig, gevoelig, dapper en grappig.
42. Het is grappig, maar ik mis hem.
43. Je lacht toch niet, want hij is niet grappig.
44. De lagere medewerkers vonden het erg grappig.
45. Het is grappig omdat de eekhoorn dood gaat.
46. Grappig, ik wilde eigenlijk naar de salon gaan.
47. Ik dacht dat dit een grappig verhaal was.
48. En natuurlijk vinden we grappen leuk omdat ze grappig zijn.
49. Een grappig souvenir van deze zwarte, vreselijke dag.
50. Het is ook niet niet niet niet grappig.