grapefruit in English
grapefruit [grepfrut] grapefruit grapefruit
Sentence patterns related to "grapefruit"
1. Neem je grapefruit.
2. Hoe groot zou de grapefruit dan worden?
3. Een masker voor als je grapefruit eet.
4. Daarom deze vraag: hoeveel atomen zitten er in een grapefruit?
5. Ik trek de plooi opzij voor deze glimmende massa ter grootte van een grapefruit hier, de baarmoeder.
6. Z'n medewerkers stonden paf toen hij's morgens net als anders... de geiten van het Witte Huis molk en twee keer grapefruit opschepte.
7. Via een bol aan het plafond ter grootte van een grapefruit werd het bezoek live gevolgd door de contraterreureenheid in West Virginia.
8. Vergeet niet dat deze uitgestrekte lege ruimte binnen de bosbes zit, en die weer in de aarde, als de atomen in de grapefruit.
9. De Nationale Meteorologische Dienst maakte gewag van „hagelstenen ter grootte van een golfbal”, vervolgens „ter grootte van een softbal” en ten slotte „ter grootte van een grapefruit”.