geweldig in English

geweldig [xəwɛldəx] enormous, huge, immense colossal, huge

Sentence patterns related to "geweldig"

1. Geweldig.

2. Geweldig, zoon.

3. Geweldig schot!

4. Geweldig schuim.

5. „Wat was dat geweldig, echt geweldig”, zei de dankbare eigenares.

6. Dit is geweldig.

7. Dat was geweldig.

8. Je was geweldig.

9. ’HET WAS GEWELDIG’

10. Het is geweldig.

11. Dat is geweldig!

12. Het was geweldig.

13. Ze zijn geweldig

14. Een geweldig voordeel.

15. Het werkt geweldig.

16. Geweldig, maar verslavend.

17. M'n dochter kookt geweldig.

18. Het hotel is geweldig.

19. Die filmacademie klinkt geweldig.

20. De geluidsdemping is geweldig.

21. Geweldig, Schadenfreude vermoordt me.

22. Z'n effectballen waren geweldig.

23. Was Schoonheid niet geweldig?

24. Dat was geweldig, Skeeter!

25. Cosmetische chirurgie is geweldig.

26. Het was niet geweldig.

27. Niet zo geweldig, trouwens.

28. Geweldig goed nieuws, hé?

29. Is ze niet geweldig?

30. Die capoeira was geweldig.

31. We hebben een geweldig businessmodel.

32. Ze was een geweldig mens.

33. Geweldig, die prachtige rode krullen.

34. Dit gaat niet geweldig voelen.

35. Je ziet er geweldig uit.

36. LIEFDE IS EEN GEWELDIG MEDICIJN

37. Het was een geweldig leger.

38. Dat was een geweldig moment!”

39. Geweldig in woord en daad.

40. Verbeterde spiertonus, hoger energieniveau, geweldig.

41. Niet alleen zeggen: "Geweldig klavier!"

42. Geweldig om u te ontmoeten.

43. Trouwens, die patentaanvraag was geweldig.

44. Jij ziet er ook geweldig uit.

45. Ik vond je ondergoedreclames helemaal geweldig.

46. Het doordeweekse veggie programma was geweldig.

47. Jouw vriendin vindt je vast geweldig.

48. Man, die workout vandaag was geweldig.

49. Sorry, de hechtingen zijn niet geweldig.

50. Vrouwe Crane, ze vonden je geweldig.