erop nahouden in English
erop nahouden [ɛrɔpnahɑudən] have, havegot own, possess
Sentence patterns related to "erop nahouden"
1. Beveiliging erop.
2. Ik waag't erop.
3. Ik sta erop.
4. Hij staat erop.
5. Doe dit ijs erop.
6. Hou de druk erop.
7. Dat hoofd dat erop zat!
8. Stel, je gaat erop in.
9. Zet je stempel erop, Henry.
10. We moeten het erop wagen.
11. Verdere details staan erop vermeld.”
12. Mijn werk als kindersmokkelaar zit erop.
13. Alle studio' s springen erop in
14. De week erop kan ik wel.
15. Lijkt erop dat we ze kwijt.
16. Ik heb z'n pistoolgreep erop nagekeken.
17. Lijkt erop dat ze gevlucht is.
18. Laat ze de veiligheidspal erop houden.
19. De reizigers uit Scheba*+ wachten erop.
20. Het was altijd erop en eraf.
21. Lijkt erop dat we hetzelfde idee hadden.
22. Opzij, jongeman, of ik beuk erop los.
23. Alles duidt erop dat Lindsey zichzelf verstopt.
24. Opnieuw sloegen we de Schriften erop na:
25. Er staat een platform onder, lichten erop.