etage in English
etage [etaʒə] floor, storey, story
Sentence patterns related to "etage"
1. Alle medewerkers de etage verlaten.
2. Naar de tweede etage en naar rechts.
3. Het telt een etage en een zolder.
4. Ken je de badkamer van de Klassenoudsten op de vierde etage?
5. Laat hem inzoomen op het raam op de eerste etage.
6. We hebben een mogelijke springer op World Financiel Center, op de #e etage
7. We hebben een mogelijke springer op World Financiel Center, op de 23e etage.
8. De liftdeuren op de bovenste etage zijn aan elkaar gelast... en alles komt binnen via de lijfwachten.
9. Op een dag ontmoet hij Mathilda (Natalie Portman), een twaalfjarig meisje met een blauw oog, dat in een probleemgezin woont op dezelfde etage.
10. In een rustig hoekje op de tweede etage zag ik echter een schilderij hangen dat niet alleen mijn aandacht trok, maar ook mijn hart diep raakte.