durven in English
durven [dɵrvən] bebold, dare
Sentence patterns related to "durven"
1. Hoe durven we optimistisch zijn?
2. Nou, hij doet alle dingen die filmsterren niet durven.
3. Je zou durven oordelen, ter wille van mij?
4. Zo iets zou hij de stadhouder niet durven leveren!
5. Laten we niet praten over wat ik wel of niet zou durven.
6. Hoe zouden we zelfs maar durven denken dat we dit ooit kunnen begrijpen?
7. Varys zou voor me kunnen getuigen als hij zou durven.
8. In een wereld vol wanhoop, moeten we nog steeds durven dromen.
9. + Ze durven God op de proef te stellen en komen ermee weg.”’
10. Maar de echte vraag is: wat zijn de kosten van het niet- durven?
11. Het kan zijn dat je ouders niet zo goed over seks durven te praten.
12. 20 Ahasveros wilde meteen weten wie het in zijn hoofd had durven halen zoiets te doen.
13. Maar geen van hen zou durven beweren dat ze perfect zijn. Wij in ieder geval niet.
14. * 7 En ze voegde eraan toe: ‘Wie had ooit tegen Abraham durven zeggen: “Sara zal kinderen de borst geven”?
15. Zou je tegen zo iemand durven zeggen dat hij moet veranderen als je wist dat hij om gezichtsverlies te voorkomen een man had gedood?
16. Voor mij moet je, als je echt de verwondering wil herontdekken, een stap buiten die kleine, doodsbange ruimte van juistheid durven zetten, elkaar aankijken en kijken naar de uitgestrektheid, de complexiteit en het mysterie van het heelal en kunnen zeggen,
17. Voor mij moet je, als je echt de verwondering wil herontdekken, een stap buiten die kleine, doodsbange ruimte van juistheid durven zetten, elkaar aankijken en kijken naar de uitgestrektheid, de complexiteit en het mysterie van het heelal en kunnen zeggen, "Wow, ik weet het niet.