duizelig in English

duizelig [dəʏzələx] dizzy

Sentence patterns related to "duizelig"

Below are sample sentences containing the word "duizelig" from the Dutch - English Dictionary. We can refer to these sentence patterns for sentences in case of finding sample sentences with the word "duizelig", or refer to the context using the word "duizelig" in the Dutch - English Dictionary.

1. Duizelig.

2. Ik word duizelig.

3. Ik ben duizelig.

4. Ik was alleen wat duizelig.

5. ́Je maakt me duizelig.'

6. Ik ben een beetje duizelig.

7. Hij is een beetje duizelig.

8. Een beetje duizelig, dat is...

9. Ik voel me wat duizelig.

10. Ik voel me opeens duizelig.

11. " Voel je je wat ijlhoofdig of duizelig? "

12. En als ik niet zo duizelig was...

13. Maar toen ik ernaartoe liep, werd ik ineens duizelig.

14. Je wordt al duizelig als je met een hamer zwaait.

15. Maar toen moet ik duizelig zijn geworden en flauw zijn gevallen.

16. Ik heb bij White Castle gegeten, dus ik ben wat duizelig.

17. Het ijs van Antarctica gloeit met een licht waar je duizelig van wordt, het verblindt het onbeschermde oog.

18. Een van de pijn is lessen'd door een ander is angst, Turn duizelig, en worden holp door achterwaarts te draaien;