beroven in English
beroven [bərovən] rob deprive, deprive...of deprive, deprive...of deprive, deprive...of
Sentence patterns related to "beroven"
1. Een juwelierszaak beroven?
2. Een dealer beroven?
3. Toch beroven jullie mij.’
4. Barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven.’
5. Overheidsmedewerkers. Beroven je waar je bijstaat.
6. Barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven.”
7. Een bank beroven, zijn we niet geïnteresseerd.
8. 8 Paulus noemde het beroven van tempels.
9. Zorgen en problemen beroven velen van vrede
10. ’Laat niemand u beroven van de prijs’
11. Zij beroven en bedriegen de armen gewoon.”
12. Waarom zou God banken moeten beroven?
13. Help, hij probeert ons te beroven.
14. Waarom wil het kartel mij beroven?
15. Denk je dat hij de bank gaat beroven?
16. De agent die hem doodschoot, wilde hem beroven.
17. Stig wil de bank morgen beroven, 15.00 uur.
18. Ik heb me als een groentje laten beroven.
19. Economische problemen beroven miljoenen van hun geluk en welzijn.
20. Dat staat degenen te wachten die ons beroven,
21. Onbeschrijfelijke daden van onmenselijkheid beroven de wereld van vreugde.
22. Oké, we gaan ze beroven en pakken het geld.
23. Maar die yuppen beroven, dat is een heel ander verhaal.
24. 13 Je mag je medemens niet afzetten+ en je mag niemand beroven.
25. Oké, wat is de eerste regel om een bank te beroven?
26. Zal de dood mij beroven van de omgang met mijn dierbaren?
27. Tenminste twee zusters werden aangevallen in een poging hen te beroven.
28. Maar als ik jullie vraag om een miezerig treintje te beroven...
29. 25 Wat? Denk je dat de barmhartigheid de agerechtigheid kan beroven?
30. Ook beroven ziekte, oorlog, misdaad, onrecht en onderdrukking mensen van vrede.
31. Een oudere broer probeert zijn jongere broer van het leven te beroven.
32. Ik zal u uitleggen waarom ik me van het leven wilde beroven.
33. Maar Smitty Bacall wilde postkoetsen beroven... en hij had geen problemen met moord.
34. Alma vroeg Corianton: ‘Denkt gij dat de barmhartigheid de gerechtigheid kan beroven?’
35. Er zijn banken en treinen zat, en jullie achterlijke klootzakken beroven ons.
36. Alleen houd ik hem niet in een kast en laat hem een bank beroven.
37. Daarom zei Paulus: ’Laat niemand u beroven van de prijs.’ — Kolossenzen 2:18.
38. Zou dit hun geen onnodige schuldgevoelens kunnen geven en hen van hun vreugde kunnen beroven?
39. Maar een aardbeving, orkaan, ongeluk of geweldsmisdrijf kunnen iemand heel plotseling van zulke bezittingen beroven.
40. Zijn hebzuchtige halfbroers hebben hem verjaagd omdat ze hem van zijn erfdeel willen beroven.
41. 9 Jullie zijn beslist vervloekt,* want jullie beroven mij — ja, het hele volk doet dat.
42. Wil je ons weer bedriegen, of ben je hier met je broer om de koffiezaak te beroven?
43. De dragonders waren gemachtigd gezinnen wreed te behandelen, hen van slaap te beroven en bezittingen te vernielen.
44. Welke handelwijze zal ons de waarborg geven dat ’niemand ons zal beroven van de prijs’ van eeuwig leven?
45. God zal een eerlijke straf uitdelen, want de barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven (zie Alma 42:25).
46. Farao en zijn strijdkrachten denderden de zeebedding in, vastbesloten om hun vroegere slaven gevangen te nemen en te beroven.
47. Wees alsjeblieft sterk en wees op je hoede voor alles wat je van je eeuwige zegeningen kan beroven.
48. Omdat dit zou vereisen dat er een eind wordt gemaakt aan de dingen die ons dagelijks van vrede beroven.
49. Een eerlijk mens wordt niet betrapt op smokkelen of op het ontduiken van belasting of het beroven van zijn naasten.
50. Een andere keer verliet hij het huis met een geweer en dreigde hij zich van het leven te beroven.