afleren in English
afleren [ɑflerən] breakofahabit, teach breakoneselfofahabit, getoutofahabit, unlearn forget breakoneselfofahabit, getoutofahabit, unlearn unlea
Sentence patterns related to "afleren"
Below are sample sentences containing the word "afleren" from the Dutch - English Dictionary. We can refer to these sentence patterns for sentences in case of finding sample sentences with the word "afleren", or refer to the context using the word "afleren" in the Dutch - English Dictionary.
1. We moeten hem afleren op de Barrow-bende te jagen.
2. Blz. 19 Waarom hoef je, als je de gewoonte van masturbatie wilt afleren, jezelf niet als een hopeloos geval te bezien wanneer je een terugval hebt?
3. Hij stopte met roken, een gewoonte die hij 28 jaar had gehad, en ging niet meer om met vrienden die zich bezighielden met allerlei dingen die hij juist wilde afleren.