afpakken in English
afpakken [ɑfpɑkən] abstract, takeaway
Sentence patterns related to "afpakken"
1. Ik liet me m'n verloofde niet afpakken.
2. Cao Cao is befaamd in het afpakken van andermans vrouw.
3. Ooit zei je dat ik nooit meer je revolver moest afpakken.
4. Hij wist... dat de spleetogen het horloge zouden afpakken als ze het zagen.
5. Binnenkort komt het gezag ons huis afpakken. en gooien ons uit om als honden in het veld te wonen
6. We moeten manieren vinden om deze mensen erop aan te spreken dat ze het erfgoed van de toekomst afpakken.
7. Binnenkort komt het gezag ons huis afpakken. en gooien ons uit om als honden in het veld te wonen.
8. Misschien probeert hij de ander dan ook te slaan om de fiets van hem te kunnen afpakken.
9. Het enige wat de STR waarschijnlijk van de dollar zal afpakken in dit plan, is diens bijnaam, 'the greenback'.