tuinieren in French
tuinieren [təʏnirən] jardinage
Sentence patterns related to "tuinieren"
1. Sport, bibliotheek, recreatiezaal. Om te kunnen tuinieren krijgt u gereedschap.
2. Ik weet niet wat hij tegenwoordig doet, met dat tuinieren.
3. Zuster Parkin houdt bovendien van tuinieren, tennissen en vroege ochtendwandelingen maken.
4. Tuinieren is een van de meest helende en rebelse dingen die je kan doen.
5. Een wandeltocht in de bossen, vogels observeren en tuinieren zijn activiteiten waarvan men fijn samen kan genieten.
6. Tuinieren is de meest therapeutische en opstandige daad die je kunt verrichten, vooral in de binnenstad.
7. Er kan misschien'n beetje meer nodig zijn dan tuinieren om indruk op de dames te maken.
8. Geoffrey Smith, expert op het gebied van tuinieren, zegt: „Om tuinier te worden, hoeft iemand geen speciale kwaliteiten te bezitten, enkel belangstelling voor planten” (Shrubs & Small Trees).
9. Culturele activiteiten, zoals architectuur, tuinieren en muziek, zijn evenals een luxe leventje „een najagen van wind”, omdat ze het leven niet echt zinvol maken en evenmin blijvend geluk schenken.