storm in French

storm [stɔrm] orage, tempête

Sentence patterns related to "storm"

Below are sample sentences containing the word "storm" from the Dutch - French Dictionary. We can refer to these sentence patterns for sentences in case of finding sample sentences with the word "storm", or refer to the context using the word "storm" in the Dutch - French Dictionary.

1. De storm?

2. Ja, Desert Storm.

3. De samenkomende storm.

4. De storm nadert.

5. Een hele zware storm.

6. Al raast de storm,

7. Die storm verontrust me.

8. Bestraft storm vanuit boot

9. Het is de storm.

10. Toevlucht voor de storm

11. Een full-blown financiële storm.

12. Er komt een storm aan.

13. een storm zal ze verstrooien.

14. De storm tot bedaren brengen

15. U kunt de storm doorstaan

16. 1 Bestraft storm vanuit boot

17. Wind zaaien, storm oogsten (7)

18. Maar het is geen gewone storm.

19. als wervelende distels* in een storm.

20. We waarschuwen voor een zware storm.

21. Wat veroorzaakt die storm, denk je?

22. " Oh, de zeldzame oude Whale, zal midden storm en storm in zijn oceaan naar huis

23. Er is een storm op komst.

24. Elia omhooggevoerd in storm (1-18)

25. Is ze goed in de storm?

26. in de storm van zond’ en wee.

27. Het is de stilte voor de storm.

28. Over vier dagen is deze storm uitgeraasd.

29. Ik moet weten wanneer de storm begint.

30. Iemand moet je door de storm loodsen.

31. En Haïti -- was net een perfecte storm.

32. De jongens zitten in een zware storm.

33. Valsekleurenafbeelding van de storm in de hexagoon.

34. Zij kwamen terecht in een hevige storm.

35. Meester, waar komt de storm ineens vandaan?

36. Kortom, we zien de hevige storm woeden.

37. 3 Kan het huwelijk de storm doorstaan?

38. ♪ In de mond van een storm ♪

39. 11 O, u ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste!

40. Hij keek naar de storm en werd bang.

41. In deze storm zie ik nog geen berg.

42. of voor de storm die slechte mensen treft.

43. Die vormen een veilige haven tegen de storm.

44. Ik wacht al heel mijn leven op zo'n storm.

45. Het oog van de storm was 50 km breed.

46. In verwoestende wind en storm gaat hij zijn weg,

47. Hoe sterker de storm, hoe krachtiger de boom.

48. Een storm rukt hem weg in de nacht.

49. Voor vorm was ik storm, blind, onwetend -- nog steeds.

50. Maar weldra „stak er een zeer zware storm op”.