rennen in French
ennen [rɛnən] s'élancer, seprécipiter couri
Sentence patterns related to "rennen"
1. Tusk, rennen.
2. Rennen, kleintje.
3. Christina, rennen.
4. Eten en rennen?
5. Niet gaan rennen.
6. Maar we moeten rennen.
7. Niet overal naartoe rennen.
8. Wij rennen de vuurlinie in.
9. Rennen met die benen.
10. Alleen de schuldigen rennen weg.
11. Begin maar te rennen... nu.
12. en ze rennen als oorlogspaarden.
13. Mensen die rond rennen en onderuit gaan.
14. Ooit zal ik rennen als de wind.
15. De mensen rennen in paniek rond.
16. Heb je mij ooit zien rennen?
17. Die sukkel probeerde weg te rennen.
18. De achterpoten zijn geschikt om te rennen.
19. Ze kunnen over gaas rennen zonder voeten.
20. Parallel aan mijn snijden is mijn rennen.
21. Naast de ontvoering en het supersnel rennen.
22. Toen zag ik m'n partner rennen met het geld.
23. En als je niet kan rennen, kan je wandelen.
24. We springen allemaal een beetje als we rennen.
25. Maar met die enkel kan ze niet rennen.
26. Je kan niet hard genoeg terug rennen, toch?
27. Moet je nog niet over de daken rennen?
28. Met deze glazen muiltjes is rennen wel erg moeilijk.
29. Mijn sociale leven bestaat uit supersnel rennen en Netflix.
30. Ik heb een droge keel gekregen door het rennen.
31. Ik moest langzamer rennen om je niet te pakken.
32. Het verblindt ze zodat je tijd hebt om weg te rennen.
33. Een paar jaar geleden, in Broward county: een verbod op rennen tijdens de pauze. in Broward county: een verbod op rennen tijdens de pauze.
34. Je zag misschien een kind rennen op protheses van koolstofvezel.
35. Als ik met deze schoenen ga rennen, schieten ze uit.
36. Kakkerlakken kunnen zichzelf stabiliseren als ze over ruw terrein rennen.
37. Een paar schoten, en ze rennen weg als gillende varkens.
38. Het kind gaat kruipen, leert lopen en later kan het zelfs rennen.
39. U mag niet door een internationaal incident rennen als een cowboy.
40. Mocht er een tekort optreden, kan ik altijd naar huis rennen
41. Op'drie'geef ik je dekking en dan rennen we naar die rekken.
42. De soort staat bekend als traag en kan niet snel rennen.
43. Voordat ik me om kon draaien, begon iedereen te gillen en te rennen.
44. Mensen van een volk dat jou niet kent, zullen naar je toe rennen
45. Op deze hoogte kan ik 800 meter rennen voordat mijn handen gaan trillen.
46. Je was zo levendig, je kon rennen... zo snel als de wind.
47. Twintig seconden klinkt goed. Dan hoeven we niet zo ver te rennen.
48. Tenzij je kan rennen als een paard, kun je dat dus vergeten.
49. Rechts: Dan Burr, De discipelen Petrus en Johannes rennen naar het graf
50. Het is niet netjes om de hele tijd naakt rond te rennen.