liggen in French

liggen [liɤ°ən] êtrecouché êtresitué

Sentence patterns related to "liggen"

1. Liggen?

2. Groep. Liggen.

3. Ga liggen.

4. We liggen verkeerd.

5. Maar mijn zaken liggen niet in Afrika, ze liggen in het westen.

6. M'n wortels liggen hier.

7. Carver op't bed liggen.

8. Liggen en rollen!

9. We liggen voor anker.

10. De transportcabines liggen eruit.

11. We liggen ergens op.

12. Bij Kleinman liggen betere bladen.

13. Ze liggen naast elkaar.

14. Hier liggen de lichtgewonden.

15. Bleef Juda woest liggen?

16. Blijf liggen en verlies.

17. Nee, m'n kleren liggen daar.

18. Het centrum moet ergens liggen.

19. Jeruzalem moet zeventig jaar woest liggen.

20. Jullie horen in bed te liggen.

21. Rome zal aan je voeten liggen!

22. De duikspullen moeten er nog liggen.

23. Er liggen wat doeken achterin.

24. Horus z'n ogen liggen daar.

25. Hierachter liggen nog wat stickers.

26. Ik heb houten gereedschap liggen.

27. Ik laat de telefoonboeken liggen.

28. Liggen ze wel warm genoeg?

29. Daarmee liggen ze open als wonden.

30. Hij zag de zwaargewonde man liggen.

31. Er liggen posters, spandoeken, van alles.

32. Laat die vleermuisstatistieken voor één nacht liggen.

33. Nelsons verwachtingen liggen heel hoog, en terecht.

34. Je had'm in de ziekenzaal laten liggen.

35. Ze kunnen daar in hinderlaag liggen.

36. Er liggen halsters in de schuur.

37. Sommige eilanden liggen al onder water.

38. De tanks liggen in het Kanaal.

39. Ik ga liggen in de foetushouding.

40. Er liggen daar hamer en spijkers!

41. Ga maar op je rug liggen.

42. Zag je hen naast elkaar liggen?

43. Er liggen rozenblaadjes bij de voordeur.

44. Mag ze liggen roesten in Moermansk?

45. Je zult er dood onder liggen.

46. Iemand had een wimperkruller laten liggen.

47. Onze rijkdommen liggen daar voor't grijpen.

48. Het moet buiten die straal liggen.

49. Vrouwen liggen dood in hun bed.

50. Ze lieten het geld liggen, Arthur.