kerkgebouw in French

kerkgebouw [kɛrkxəbɑuw] église

Sentence patterns related to "kerkgebouw"

1. Het is bedoeld als een algemeen kerkgebouw.

2. Het kerkgebouw in Zwickau had een oud orgel dat op perslucht werkte.

3. Vertel het verhaal van het kerkgebouw in India.

4. Uchtdorf werkt mee aan de bouw van een kerkgebouw tijdens zijn opleiding tot luchtmachtpiloot.

5. Mijn collega en ik kwamen vlak voor de doopdienst in het kerkgebouw aan.

6. De jongeren kwamen bijeen in een kamer van het kerkgebouw die een opleidingscentrum voor zendelingen voorstelde.

7. We stonden in de hal van een kerkgebouw en vonden troost in elkaars armen.

8. Toen er een kerkgebouw werd gebouwd, stonden bisschop Perschon en de Aäronische priesterschap klaar.

9. In gedachte kan ik Jesús Santos als onverzorgde achttienjarige over het hek bij het kerkgebouw zien kijken.

10. Hij ging vaak naar het kerkgebouw en keek dan door het ijzeren hek naar de zendelingen en de jongeren die met elkaar speelden.

11. Ze proberen altijd onder het schoonmaken van het kerkgebouw, verhuizen van de familie Jansen of onderwijzen van een les uit te komen als hun dat wordt gevraagd.

12. Laten wij nu terugkeren naar de oorspronkelijke vraag over het verrichten van werk in een kerkgebouw, zoals het installeren van nieuwe ramen, het reinigen van de vloerbedekking of het verzorgen van de verwarming.

13. Dat kan bestaan uit inzameling van vastengaven, zorg voor armen en behoeftigen, het netjes houden van het kerkgebouw en het daarbij behorende terrein, dienstdoen als bode voor de bisschop in kerkelijke bijeenkomsten, en het vervullen van taken die je van je quorumpresident krijgt.